
 
        
         
		terwijl  aan  den  benedenrand,  boven  de  slapen,  rosetten  van  
 schitterend gekleurde  kralen  bevestigd zijn,  van  welke lange snoe-  
 ren  met  kwastjes  of  aaneengeregen  melati-bloemen  tot  op  de  
 borst  afbangen.  De  armen  en  het  hovenlijf  tot  de  lenden  draagt  
 die  persoon  altijd  ontbloot;  doch  is  het  een  vrouw,  dan  is  de  
 boezem omsluierd door de  om den hals  hangende  katoenenofzijden  
 sjerp,  bij  den  naam  van  salendang  bekend.  Hals  en  armen  zijn  
 met  verschillende  sieraden  getooid,  en  aan  de  beenen  is  boven  
 den  enkel  een  rood  bandje  bevestigd,  waaraan  eenige schelletjes  
 hangen. Doch het zou te langwijlig zijn al de bijzonderheden der kleeding  
 te  beschnjven,  die,  schoon  uit gedeeltender gewone Javasche  
 völkskleeding  samengesteld,  hier  tot  een  eigenaardig  geheel  is  
 verbonden.  De  overige  spelers  hebben  doorgaans  inhuncostuum  
 weinig  bijzonders.  De  kist  van  den  dalang  bevat,  behalve  de  
 wapenen  en  verderen  toestel,  ook  de  maskers,  die  zorgvuldig  in  
 een doek zijn gewikkeld  en voor de oogen  der  toeschouwers  verborgen  
 blijven ,  totdat de acteur  die  al  tandakkende opneemt en  onder  
 luide verheffing der tonen van de gamelan voor het aangezicht plaatst. 
 De  voordracht  van  den  dalang  wordt  van  tijd  tot  tijd  afgewis-  
 seld  door  de  kluchten  en  snakerijen  van  de  bodors,  die  niet  het  
 minst  geliefde  deel  der voorstelling  uitmaken.  Zij  vertoonen’  zieh  
 vooral  in  hun  kracht  terwijl  de  dalang  de  samenspraken van zijn  
 lampahhan  voordraagt,  en  nemen  daaruit  aanleiding  tot  het  in-  
 vlechten  van  koddige  kwinkslagen  en  vaak  van  scherpe nitvallen  
 tegen  de  handelingen  van  hooggeplaatste  personen,  waarbij  zij  
 zieh  groote vrijheid van  spreken  veroorloven. 
 De voorstellingen van de topengs hebben doorgaans in de pandäpa  
 plaats,  of,  waar deze  ontbreekt,  in een  opzettelijk  daarvoor  van  
 bamboe  opgeslagen  loods.  In  ieder  geval  wordt  het  gebouw met  
 guirlandes  van  groen,  draperien,  trossen  pisang  en  andere  
 vruchten  versierd.  De  geheele  voorstelling  verschilt  eigenlijkvan  
 de  wajangs bijna  alleen daarin,  dat gemaskerde personen de plaats  
 der  poppen  vervullen,  en  komt dus de  wajang  wong,  waarin ook  
 menschen  optreden,  zoo  nabij,  dat de verwarring of ineensmelting  
 van  beide  wellicht  niet  enkel  bij  Europeesche  schnjvers,  maar  
 ook  bij  de  inlanders  wordt  aangetroffen. 
 De  topeng  babakan  zou,  als  een  gebrekkige  navolging  der  
 topeng  dalang  op  kleine  schaal,  geene  bijzondere  vermelding verdienen  
 ,  indien  zij  niet  in  de  Ommelanden  van  Batavia  vaak een  
 bijzonder  karakter  had  aangenomeh  en  in  eene  nabootsing  van  
 tooneelen  uit  het  dagelijksch  leven  was  ontaard,  waaraan  soms  
 onderscheiden  personen  deel  nemen.  Ziehier  het  heloop  van  een  
 paar  zoodanige  stukken,  den  heer  Ritter  in  weinige  trekken  
 naverteld.  *)  De  clown  vermomt  zieh  als een Europeesche  schout  
 van  politie,  natuurlijk  zoo  zot  en  grillig  mogelijk.  Een  der  
 gemaskerden,  als  een  oude  Chineesche  mandoor  gekleed,  komt  
 hem  klagen  dat  twee  zijner  hoedjangs  telkens  van  het  werk  
 loopen,  om  een  inlandsehe cdansmeid  naar  een  naburigen  passer  
 te  volgen,  en  verzoekt  dat  zij  worden weggejaagd. De schuldigen,  
 voor  den  schout  gebracht,  veroorloven  zieh  de  opmerking, dat de  
 oude mandoor jaloersch  en  zelf  op  de  danseres  verslingerd is. De  
 schout  geeft  nu  orde  om  deze  te  halen,  maar  nauwelijks  heeft  
 hij haar gezien of hij wordt op zij ne beurt tot over de  ooren verliefd  ,  
 geeft  mandoor  en  boedjangs  beide  ongelijk,  jaagt  hen  weg  en  
 begint  der  danseres het hof te maken. Maar hij is getrouwd en eens-  
 klaps  verschijnt  zijne  vrouw,  die  alles  behalve  gesticht  is  over  
 het  tooneel  waarvan  zij  de  getuige  wordt.  Een  hevige  twist  
 breekt  uit,  waarbij  het  klappen  regent,  doch  die  met  een  ver-  
 zoening  der  echtelingen  eindigt.  Maar  terwijl  zij  welgemoed  naar  
 huis  rijden  en  de  dansmeid  wordt  weggevoerd,  werpt  de  schout  
 haar  blikken  achterna  die  den  toeschouwer  doen  vermoeden,  
 dat hij geenszins van plan is de verdere kennismaking op te geven. 
 Indien  men  zieh  verwondert  over  de  vrijheid  waarmede  hier  
 een  Europeaan  wordt  ten  toon  gesteld,  nog  bevreemdender  is  
 wellicht de bespotting  waarvan in  het andere  stuk een  priester  het  
 voorwerp  is.  Een  Javaansche  landbouwer  wordt door zijne weder-  
 helft met  de  oppassing  van  een  kind  belast,  terwijl zij zelve in de  
 suikerrietvelden  een  sainenkomst  met  een  minnaar  heeft.  De  
 ontdekte  ontrouw  leidt  tot  een  echtscheiding,  waarover  de  man  
 echter  weldra  berouw  toont.  De  priester  komt  om  een  nieuw 
 !)  Hardouin  en  R itte r,  Java,  130.