
 
        
         
		den  inlander  betaald,  de  voordeelen  door  het Gouvernement van  
 de  koffie  getrokken, zouden  aanzienlijk minder geweest zijn; maar  
 de  schrale  betaling  die  de  bevolking  werkelijk  ontving, stak zeer  
 ongunstig  af  bij  de  haar  gedane  beloften,  en  deed  op  het  Gouvernement  
 de  blaam  rüsten  van eene opzettelijke misleiding. Doch  
 dit  behoort  tot  een  tijdvak  dat  thans  achter  ons ligt;  voor  de on-  
 ware  voorstellingen  waardoor  men  destijds  den  w e n  aard der  
 gedwongen  cultures  trachtte  te  bemantelen,  is  het tegenwoordige  
 .koloniale  gouvernement  niet  meer  aansprakelijk.  De  handelingen  
 van  dat  gouvernement ten opzichte der cultures behoeft men slechts  
 te  toetsen  aan  algemeene  beginselen  van  rechtvaardigheid en aan  
 de  stellige  voorschriften  van art.  56 van  het Regeeringsreglement.  
 Yoldoet  de  koffiecultuur,  zooals  zij  thans  geregeld  is  en  met  de  
 voordeelen  die  zij  thans  den  Javaan  oplevert,  reeds  geheel  aan  
 die eischen ? Ik zou die vraag niet onvoorwaardelijk bevestigend dur-  
 ven  beantwoorden,  maar  kan  met  genoegen  constateeren, dat een  
 streven  naar  verbetering  bestaat  ’twelk  de  bevolking  meer  en  
 meer  met  de  koffiecultuur  verzoent,  en  haar,  in  weerwil  der  
 verplichte  levering  voor  een  in  verhouding  tot  den  marktprijs  
 gering  geldbedrag,  aanmoedigt  om  uit  eigen  heweging  aan  die  
 cultuur  grootere  uitbreiding  te  geven. 
 Sedert  de  opheffing  van  den  bijzonderen  toestand  waarin  tot  
 voor  weinige  jaren  de  Preanger  Regentschappen  en  Banjoewangi  
 verkeerden  (eene  vreedzame omwenteling, die, evenals de geschie-  
 denis  der  koffiecultuur,  in  het  historisch  gedeelte  van  dit  werk  
 nader zal  ter  sprake  komen),  werd  aan  de  Javaansche  planters,  
 na  een  kort  overgangstijdvak,  over  het  gansche' eiland  dezelfde  
 prijs  voor  de  köffie  betaald,  namelijk  /   13  per  pikoll).  Met  
 toestemming  der  Yertegenwoordiging  heeft  de Regeering voor den  
 oogst  van  1874  dien  prijs  met  een  gulden  per  pikol  verhoogd, 
 1  1  «  zeg,.” 0J er  het  8ansche  eiland,“   omdat  de  hoogere  prijs  die  betaald  wordtvoor 
 e  koffie  die  de  vorsten  en  onafhankelijke  prinsen  van  Soefakarta  en  Jogjakarta  aan  
 het  Gonvernemejit  lcveren,  een  gelijk  bedrag  van  plantloon  voor  de  bevolking  met  het  
 ovenge  des  eilands  vooronderstelt,  eri  het  meerdere dat  betaald wordt,  de  aan de vorsten 
 L   enwoordi  t  het  koffiel,ro(lt"!t  en  ie  vergoeding  van  het  transport  verom  
 de  bevolking  althans  eenigermate  in  de  voordeelen  van  den  
 zoozeer  gestegen  marktprijs  te  doen  deelen.  Dat  deze verhooging  
 nog  ver  is  van  de door het Regeerings-reglement gewraakte „scha-  
 delijke  opdnjving“ ,  zal  zeker  door  weinigen  ontkend  worden,  
 wanneer men  weet  dat  in  1873  het  pikol koffie,  ’t welk het Gouvernement  
 gemiddeld,  met inbegrip  der  transportkosten  tot  aan  
 de  afscheeppakhuizen,  op  /   15.80  per  pikol  te  staan  kwam,  bij  
 den  verkoop  in Nederland gemiddeld/67.204 per pikol opbracht1).  
 Ra  aftrek  van  alle  hierop  voor  het  transport  naar  Europa,  de  
 opschuring  en  bewaring  en  den  verkoop vallende kosten, bedroeg  
 de  opbrengst  f   6Q.363  per  pikol  netto,  en  dus  bijna  het  vier-  
 dubbele  van  den  op  Java  betaalden  prijs. 
 In  de  residentie  Rembang  is  de  Gouvernements-koffiecultuur,  
 na  den  oogst  van  1860,  wegens  de  gebleken  volslagen  onge-  
 schiktheid  van  den  grond,  geheel  ingetrokken;  op het eiland Ma-  
 doera,  waar  de  grond even ongeschikt is, werd zij nooit ingevoerd;  
 in  de  residentie  Batavia,  waar  slechts  particulière  landen zijn, is  
 zij  natuurlijk  aan  de  landheeren  overgelaten,  die  met  volkomen  
 vrijheid  over  het  product  beschikken.  In  alle  andere,  d.  i.  in  
 achttien,  Gouvernements-residentiën  bestaat  zij  nog  in  meerdere  
 of  mindere  mate,  ofschoon  zij  in  de  laatste  jaren  in  Bantam,  
 Djapara  en  elders  gestaakt  is  in  verschillende  afdeelingen  of  
 districten,  waar  zij  doorgaans  siechte  uitkomsten  gaf.  De  
 Yorstenlanden,  vooral  Soerakarta,  leveren,  behalve  de  koffie op  
 de  aan  Europeanen  verhuurde  landen  geteeld,  tot  de massa  die  
 het  Gouvernement  in  den  handel  brengt,  eene  niet onbelangrijke  
 bijdrage.  In  1872  bedroeg  deze  voor  Soerakarta  50,800,  voor  
 Jogjakarta  5,650  pikols,  te zamen  bijna  der  gansche productie. 
 De  Gouvernements-koffieaanplant  wordt  onderscheiden  in  tuin-  
 koffie,  boschkoffie  en kampong-  of pagër-koffie.  In  de  tuinen is de  
 koffieheester  regelmatig  geplant  in  de  schaduw  van dadapboomen  
 (Erythrina)  of andere  door  snellen  groei  en  sterke  bladontwikke-  
 ling  gekenmerkte  heesters.  De  boschkoffie  is  geplant  te  midden  
 der  slechts gedeeltelijk opgeruimde wouden, zoodat de overgebleven 
 *)  De  opbrengst  der  100,000  op  Java geveilde pikols was gemiddeld/ B6.9081 per pikol.