
 
        
         
		geboden  soort  van  Solen,  een  geslacht  bij  ons  wegens  den lang-  
 werpigen vorm der schelpen soms meshecht geheeten, alleen door de  
 inlanders  en Chineezen  genuttigd  en door de Europeanen versmaad. 
 Tot  dezelfde  groep  behooren  ook  de  meleagrienen  of  parelmos-  
 selen,  die  het  parelmoer en de parelen leveren. Tegenwoordig worden  
 in  de  wateren  van  Jav a ,  ofschoon  er  de  parelbanben  niet  
 geheel  schijnen  te  ontbreken,  geene  parelen  geviseht,  behalve  
 alleen  door  de  bewoners  der  Segara Anakan,  die  uit eene schelp,  
 simping geheeten, en waarschijnlijk mede tot het geslacht Meleagrina  
 behoorend,  zeer  kleine  parelen  verkrijgen  ‘).  Intusschen  is  voor  
 eenige  ja re n 3)  door  Doctor .Ploem  nit  een  Duitschtijdschriftvan  
 1685  het  merkwaardige  feit  aan  het  licht  gebracht,  dat in de ze-  
 ventiende  eeuw,  in  de  nabijheid  van  Batavia zelf,  de pareloester-  
 visseherij  op  groote  schaal  werd  gedreven,  en  dat  destijds  in  de  
 hoofdstad  van  Hederlandsch  Indië  de duikers naar parelen eene bij-  
 zondere  käste  vormden,  even  als dat thans nog op Ceilon het geval  
 is.  De  heer  Ploem  acht  het niet onmogelijk dezen tak van industrie  
 nu' nog  te  doen  herleven.  Hrj vooronderstelt  dat  de  parelvisscherij  
 van  vroeger  tijd  verloopen  is ,  omdat gebrek aan voorzorg en over-  
 dreven  hebzucht  de  banken  hebben  verwoest  en  uitgeput,  maar  
 koestert  de  hoop  dat  thans,  na  zoo vele  jaren ru s t, bij onderzoek  
 op  eenigen  afstand  van  de  kust  in  diep  water  weder  goed  be-  
 volkte  pareloesterbanken  in  de  Javazee  zullen  gevonden  worden. 
 Een  ander  merkwaardig  aan Java’s stranden voorkomend week-  
 dier  van  deze  groep  is  de  Tridacna  gigas  of  reuzenschelp,  het  
 grootste  van  alle  behende  schelpdieren.  De  kolossale  schelpen  
 werden  vroeger  dikwijls  in  de  tuinen  tot  fonteinbekkens,  in  de  
 kerken  tot  wijwatervaten  (vanwaar  de  Fransche  naam  bénitier)  
 gebezigd;  een  paar,  die  te  zamen  meer  dan  500  pond  wegen  
 en  ieder meer  dan  twee  voet  in doorsnede  hebben,  kan  men  te  
 Parijs  in  de  kerk  St.  Sulpice  in  gebruik  vinden.  Yan  de  over  
 elkander  liggende  lagen  waaruit  de  schelpen  gevormd  worden,  
 is  de  jongste,  die  tevens  het  meest  naar  voren komt, zoo scherp,  
 dat  zij  snijdt  als  een  mes,  en  niet  zelden  gebeurt  het  dat  een 
 *)  zie  boven  blz.  44.  2)  Tijdschr.  v.  N".  I .  1868,  I I ,   294. 
 ankertouw,  toevallig  in  de  opening  eener  gapende  reuzenschelp  
 gerakende,  door  het  enkel  toeknijpen  wordt  afgekapt.  De  vis-  
 schers moeten  dus deze  schelp  met  groote  behoedzaamheid behan-  
 delen.  "Wie  het  gapende  beest  wilde  aanraken  zonder  iets  tus-  
 schen  de  schalen  te  hebben  gestoken  om  het  sluiten  te  verhinderen, 
   zou  gevaar  loopen  de  hand  te  verliezen.  Bij  het  vangen  
 legt  gewoonlijk  een  duiker  een  touw  om  het  dier  bij  wijze  van  
 strop,  waarna  het met  alle man wordt opgeheschen;  daama wringt  
 men  een  mes  of  ander  scherp  werktuig  in  de  opening  en brengt  
 dit  allengs  naar  de  tendo  of  sluitspier,  die  men  doorsnijdt  om  
 het  dier  machteloos  te  maken.  Op  sömmige  eilanden  van  den  
 Archipel  wordt  het  dier  dat  in  de  reuzenschelp  huist,  of  althans  
 zijne  sluitspier,  gegeten;  ik  zou  echter  niet  durven  verzekeren  
 dat  dit  ook  op  Java  het  geval  is. 
 Zijn  er  onder  de  schelpdieren  van  Java  nuttige  soorten,  er  
 .zijn  ook  andere  die schadelijk zijn en groote  verwoestingen kunnen  
 aanrichten.  Wij  denken  hierbij  aan  de  pholadidae  of  boormosse-  
 len,  meer  bijzonder  aan het geslacht Teredo,  de paalwormen,  door  
 de  inlanders  kapang  genoemd.  Men  meent  dat  de  paalwormen  
 die  in  ons  vaderland  zulke  groote  verwoestingen  aanriehten,  
 uit  den  Indischen  Archipel  afkomstig  en  door  schepen,  die  er  
 door  waren  aangetast,  naar Europa overgebracht zijn.  Dezedieren  
 leven  in  het  hout,  dat  zij  in  alle  richtingen doorboren, terwijl zij  
 de  holte  waarin  zij  zieh  ophouden,  met  eene  kalkachtige omkor-  
 sting  bekleeden.  De eigenlijke schelpen  zijn zeer klein en bedekken  
 alleen  het  bovendeel  van  het  dier,  dat  van  een  halven  voet  tot  
 een  voet lang  wordt. Het  is  duidelijk  dat  deze  dieren  in het hout  
 groeien,  want  de  openingen  die  men  er  in  aantreft, zijn  te klein  
 om  hetvolwassen  dier  door  te  laten;  maar  hoe  zij  er  indringen,  
 is  nog  niet  genoegzaam  opgehelderd. 
 Behalve  de  vele,  vaak  in  prächtige  schelpen  wonende  conchi-  
 feren  die  aan  de  stranden  van  Java  gevonden  worden ,  komen  
 ook vele  soorten  in  de  zoete  wateren,  vooral  in  de breede, lang-  
 zaam  vlietende  beken  van  het  zuideljjke  Neptunische  gebergtein  
 grooten  getale  voor.  Inzonderheid is daar het geslacht Cyrene  door  
 vele  soorten  vertegenwoordigd.  De  zoetwaterschelpen  verdwijnen