
 
        
         
		bekendheid  had  erlangd.  Zij  heeft  hare  uitwatering  in  de  baai  
 van  Batavia. 
 De  Tji  Liwong  ontstaat  uit  eenige  beken  die  van  den  Mega-  
 mandoeng afvloeien en gedeeltelijk de uitwatering zijn van de Telaga  
 Warna,  een  meertje  dat  zjjn  naam  ontleent  aan  zijn  schijnbaar  
 veelkleurig  water.  Zij  stroomt  in  kronkelenden loop noordwaarts,  
 en  wordt  vaak  de  Grroote  Eivier  geheeten,  omdat zij  degrootste  
 is  der  wateren  die  in  den  omtrek  van  Batavia  worden  aange-  
 troffen. Zij wordt echter, waar zij de hoofdstad bereikt heeft, grooten-  
 deels  in  de  grachten  en  kanalen  der  stad  afgeleid;  het overschot  
 harer  wateren  ontlast  zieh  door twee armen in de baai van Batavia.  
 In  Januari  1699  is  haar  bed  gedeeltelijk  bedorven  en hare mon-  
 ding  door  een  zandbank  verstopt,  ten  gevolge  eener  hevige  uit-  
 barstmg  van  den  Salak,  waarbij  groote hoeveelheden vulkanische  
 modder  en  zand  werden  uitgebracht  en  door  de  rivieren  naar  
 zee afgevoerd. Men heeft haar echter van de hoofdstad tot Tandjoeng,  
 nabij  de  grenzen der afdeeling Buitenzorg, bevaarbaar gemaakt.. De  
 Kali  Baroe,  een  kanaal  dat  bij  Kampong  Baroe  in  Buitenzorg  
 begint  en  in  1753  op  last  van  den  Gouv-Gen.  van  Imhoff  tot  
 Weltevreden  werd  doorgetrokken,  waar  het  zieh  in  het  riviertje  
 Sontar  ontlast,  en  de  in  1648  gegraven  Molenvliet  of Krokot,  
 die  hären  naam  aan  een  der wijken van de hoofdstad geeft en zieh  
 in  hare  grachten  uitstort,  ontvangen  beide  haar  water  uit  de  
 Tji Liwong. 
 Onder  de  rivieren  ten  oosten  der  hoofdstad,  tot  waar  de  Tji  
 Taroem  de  residentie  Batavia  van  het  aangrenzende  Krawang  
 scheidt,  verdient  nog  alleen  de  Tji  Lingsi  of  rivier  van  Bekasi  
 vermelding.  Ook  deze  ontstaat  uit  beken  die  op  de  voorbergen  
 van  den  Megamendoeng  ontspringen,  en  valt  na  een  eerst  meer  
 noordwestwaartschen  en  later  meer  noordoostwaartschen  loop  bij  
 Pondok  doea  met  twee  armen  in  de  baai  van  Batavia. 
 Deze  en  eene  ontelbare  menigte  kleinere  rivieren  die  de  residentie  
 Batavia,  besproeien,  hebben  allen een noordwaartschemen .  
 ongeveer  parallellen  loop,  en  vinden  te  spoedig den weg naar zee  
 om  zieh  tot  stroomen  van eenige beteekenis te kunnen vereenigen.  
 Zij  vloeien  allen  met  snelle  vaart  in  Buitenzorg  längs  de  noordelijke  
 hellingen  van  het  centraalgebergte  af,  om  zieh  ver-  
 volgens  in  tragen  kronkelenden  loop  door  de  breede  alluviale  
 vlakten  van  Batavia  den  weg  te  banen  naar  het  läge  en  moe-  
 rassige  strand,  waar  zij  bij  hare  uitwatering  kleine  delta’s  vormen  
 of  door  banken  half  verstopt  zijn. 
 Met  minder  talrijk  zijn  de  beken  die  van  den  Salak  en  het  
 Gedé-gebergte  aan  de  zuidelijke  helling  afstroomen,  doch  deze  
 strekken  bijna  allen  om  twee  grootere  rivieren  te  voeden ;  de  
 Tji  Mandiri  en  de  Tji  Sokan,  welke  laatste  zieh  later  met  de  
 nog  aanzienlijker  Tji  Taroem  vereenigt. 
 De  Tji  Mandiri  heeft  over  het  algemeen een  westwaartschen  
 loop  met  eene  neiging  naar  het  zuiden  en  stört  zieh .uit  in  de  
 Wijnkoopsbaai.  Ten  noorden  van  haar  dal ligt  de straks beschre-  
 ven  centraalketen,  waarmede hare richting hoofdzakelijk nagenoeg  
 evenwijdig  is,  maar  op  een  vrij aanmerkelijken afstand,  die wordt  
 aangevuld  door  de  uitloopers  der  centraalketen,  doorgroefd  door  
 de  dalkloven  der  beken  die  hun  water  van  de  noordzijde  
 aan  de  Tji Mandiri  toevoeren.  Aan  de  andere  of  zuidzijde van de  
 Tji  Mandiri  loopt  een  tweede  bergketen,  die  op geringen afstand  
 van  de  rivier  plotseling  naar  hare  bedding  afdaalt  en  die  weder  
 den  gewonen  naam  van Goenong Kendeng draagt. Deze bergketen  
 loopt  in  dezelfde  richting  voort,  ofschoon  zieh  wat  hare  kam  
 betreft  allengs  wat  verder  van  de  Tji  Mandiri  verwij derende, tot  
 zij  plotseling  door  het  dal  der  uit  het  zuiden  körnende Tji Sokan  
 wordt doorbroken. De Tji Mandiri ontstaat ongeveer recht ten zuiden  
 van  den  Gedé  en  den  Pangerango,  uit  de  beken  die  van  deze  
 bergen  zuidwaarts  afvloeien  en  die  zieh  met  andere  van  het  
 zuidelijke  Kendeng-gebergte  körnende  beken  vereenigen.  De wateren  
 die  van  de  zuidzijde  van  den  Salak  afdalen,.  vereenigen  
 zieh  grootendeels  in  de  Tji  Djati,  eer  zij  zieh  in  de Tji Mandiri  
 uitstorten.  Deze  laatste  is  van  hare  monding  drie  of  vier  uren  
 opwaarts  voor  kleine  prauwen  bevaarbaar. 
 Dit  zuidelijke  Kendeng-gebergte  strekt  zieh  uit in eenige ketens  
 die in het algemeen eene parallelle oost-noordoostwaartsche  richting  
 volgen  en  doorsneden  worden door de beddingen van een aantal on-  
 bevaarbare bergstroomen, waarvan de Tji Letoek, die in de Zandbaai