
 
        
         
		eischten  ') ;  doch  deze  is  hun  in  1847  ontnomen.  In  de  Gouver-  
 nementslanden  noemt  men  deze  geestelijke  rechtbanken  priester-  
 raden.  Zij worden  somtijds,  zoo  niet  altijd,  yoorgezeten  door den  
 Regent  als  hoofd  van  den  Mohammedaanschen  godsdienst  2),  
 doch met  hunne  rechtspraak  en  organisatie  bemoeit  het  Gouvernement  
 zieh  niet,  tenzij  in  geval  van  twijfel  of  geschil  over  de  
 competentie  tusschen  deze  en  andere  rechtbanken. 
 In  alle  zaken  wier behandeling  niet  uitdrukkelijk  aan  de  soe-  
 rambi s  of  priesterraden  is  voorbehouden,  is  de  rechtspraak  
 gebleven  in  handen  der  inlandsche  hoofden  die vöorde  invoering  
 van  den  Islam daarmede belast waren.  Men  onderscheidde vroeger  
 in  Soerakarta twee  gerechtshoven,  de Balemangoe en de  Pradätä,  
 doch deze zijn in 1847 onder laatstgemelden naam  samengesmolten;  
 in  Jogjakarta heeft de  Pradätä de behandeling van  strafzaken reeds  
 vroeger  aan  eene  afzonderlijke rechtbank  voor  crimineele  zaken,  
 mede  uit  inlandsche  hoofden  bestaande,  maar door  den  Resident  
 voorgezeten,  moeten afstaan.  In  de  Gouvernementslanden  zijn de  
 zoogenaamde landraden,  als gewone rechtbanken voor den inlander,  
 in  de  plaats  der  pradätä’s  getreden,  en  ook  deze  bestaan  uit  
 inlandsche  hoofden,  maar  onder  voorzitting  van  den  Resident  
 ofschoon  thans  het  voomemen  is  het  praesidium  overal  aan  een  
 Nederlandsch  rechtsgeleerde  op  te  dragen,'  f |  .een  maatregel  die  
 reeds een begin van uitvoering heeft erlangd.  Kleine zaken tusschen  
 inlanders  worden  berecht  door  de  regentschaps-  en  districtsge-  
 rechten,  d. i.  door  de regenten en districtshoofden met  toevoeging  
 van  eenige  adviseerende  leden;  belangrijke  misdrijven  door  de  
 rechtbanken van omgang,  uit inlandsche  hoofden onder voorzitting  
 van  een  Europeesch  rechtsgeleerde samengesteld;  politie-overtre-  
 dingen  door  den  Resident  alleen. 
 De  inlandsche  hoofden  die  in  deze  verschillende  rechtbanken  
 zitting  hebben,  missen  gewoonlijk  alle  juridische  of  theologische  
 opleiding,  waaraan zij  trouwens ook  zeer weinig  behoefte hebben,  
 daar  de  rechtsbron  waaruit  zij  putten,  niet  de  sarat  is,  maar 
 !)  Het  Kegt  inN .  I .   l i f e   166;  T.  v.  N.  I .   VI.  I .  106.  107.  De  Jav.  rechts-  
 termen  voor de  hier bedoelde gevallen  zijn rädjäpati  en  rädjStatoe. 
 *)  Zie  b.  t .  Het  Kegt  in  N.  I .   XVIII.  97. 
 de daaraan  gewoonlijk  overgstelde  adat,  d.  i.  het gewoonte-recht.  
 Daar echter,  volgens  de  inlandsche  begrippen,  de adat steeds aan  
 de  sarat  ondergeschikt  moet  blijven,  en geene afwijkingen mögen  
 gedoogd  worden  waartegen  de  dienaren  van  den  godsdienst  be-  
 denking  hebben,  moet  bij  de  zittingen  der  pradätä’s ,  landraden,  
 rechtbanken van  omgang  enz.  steeds  een  pangoeloe  ofhoofdpries-  
 ter tegenwoordig  zijn,  om  de  rechter»  omtrent  de  voorschriften  
 der  sarat  in  te  lichten.  Doch  dat  overwicht  der  sarat  bestaat  
 alleen  in  theorie;  in  de  werkelijkheid  is  de  priester  zelf  zeer  
 gebrekkig  met  hare  voorschriften  bekend  en  bekreunt  men  er  
 zieh  weinig  om.  In  de strafwetgeving  wordt  de  sarat  reeds  daar-  
 om  ter  zijde  gesteld,  omdat  de  Regeering  de  toepassing  van  
 wreede en verminkende stralfen zooveel mogelijk tegengaat, en  zelfs  
 bij  besluit  van  6  Mei  1872  (Stbl.  n°  85)  een  strafwetboek voor  
 inlanders  heeft  vastgesteld,  dat  schier  geheel  op  de leest van een  
 Europeesch  strafwetboek  is  geschoeid,  en  dat  thans overal  in  de  
 Gouvernementslanden wordt toegepast.  Ook op  de civiele zaken der  
 inlanders  kunnen  de  voorschriften  der  sarat  zeer  dikwijls  niet  
 worden  toegepast,  omdat  zij  hunne  transactien  naar  hunne  oude  
 gewoonten  regelen,  en  overeenkomsten  sluiten  die  aan  het  Mo-  
 hammedaansche  recht  onbekend  zijn.  Zoo  is  b.  v.  een  der meest  
 gewone contracten,  althans  in  de Soendalanden,  het reeds vroeger  
 vermelde  ngagade  sawah,  het  verkoopen  van  akkers  met  het  
 recht  van  wederinkoop,  eene  wijze  van  overdracht  die  aan  het  
 Mohammedaansche  recht  geheel  onbekend  is  ’),  zoodat  het  niet  
 mogelijk  zou  zijn,  daarover  ontstane  geschillen  naar  zijne  voorschriften  
 te  beslissen.  Doch  ook  in  de  Vorstenlanden  zijn  de ad-  
 viezen  van  den  Pangoeloe  in  zaken  die  aan  de  rechtspraak  der  
 inlandsche  hoofden  zijn  overgelaten,  niet veel meer dan een bloote  
 formaliteit.  En  toch is dat advies van  den  Pangoeloe alles wat  nog  
 is  overgebleven  van  den  invloed  der  geestelijkheid  op  de  rechtspraak  
 der  hoofden,  —  een invloed  die tot 1847 gewaarborgd was  
 door  de macht  aan  de  Soerambi  toegekend  om  de  vonnissen  der  
 andere  rechtbanken  te  vernietigen.  Op  de  adat  zelve,  die  als 
 Zie mijn  opstel  »de  verpanding van  akkers  op  Java»  in  T.  v.  N .  I .   1869.11.  75.