
 
        
         
		warde wortels  vasthouden,  bijdraagt om de toenemende verslijking  
 der  Segara  te  bevorderen.  Het  bestaan  der  bewoners  van  de  
 gemelde  dorpen  is  schier  geheel  van  de  simping afhankelijk. Het  
 weekdier  wordt  met  groente  gekookt  als  spijs  genuttigd,  en  in  
 de  schelpen  vinden  zjj  een  soort  van parelen,  zoo  groot  als  een  
 gierstkorrel,  die  voor  geringen  prijs  aan  de  Chineezen  verkocht  
 worden.  Op  de  banken  dezer  schelpen  schieten  weldra  de  rhi-  
 zophoren  wortel,  en  zoo  ziet men  de  Segara  Anakan  van  jaar  
 tot  jaar  in  omvang  afnemen. 
 Aan  het  zuidwestelijk  uiteinde  der  Segara  Anakan, tegenover  
 Tandjong  Penigoan,  de  noordwestpunt  van  Noesa  Kambangan,  
 ontvangt  zij de wateren der uit de Preanger körnende rivier Tji Tan-  
 doei,  en  wordt  de  reede  van  Sehel  gevormd,  die  eene  aanmer-  
 kelijke  diepte  heeft.  Yandaar  znidwaarts  varende  komt  men  on-  
 middellijk  in  het  kanaal  waardoor  de  Segara  gemeenschap  heeft  
 met  de Penandjoeng-baai.  Het  slingert zieh tusschen het westeinde  
 van  Noesa  Kambangan  en  den  ver vooruitspringenden hoek Sirah  
 (xaloe  of Duivelsberg,  den  zuidoosthoek  der  Preanger,  door,  en  
 wordt,  wanneer  men  dien  voorbij  is ,  door het rotsige en dicht be-  
 groeide  eilandje  "Were  of Waroe  in  twee  vaarwaters  gesplitst,  
 waarvan  men  het  westelijke  Tji  Sehel,  het  oostelijke Tji Tandoei  
 heet. Yooral  het  laatste  is  zeer  gevaarlijk,  maar ook in het eerste  
 moet  men  voorzichtig  zijn  en  het  midden  houden, om de klippen  
 ten  westen  van  Oedjong  Sirah  Graloe  te  vermijden. 
 Het  eiland  Noesa  Kambangan,  dat  eene  uitgestrektheid  van  
 56  vierk.  palen,  eene  lengte  van  28  palen  en  eene zeer afwisse-  
 lende  breedte  heeft,  vormt  door  zijn  geheele  voorkomen  een  
 sterk  contrast  met  het  halfslachtige  land  en  water  waarlangs  
 het  zieh  uitstrekt.  Het  vertoont  vele  sporen  van  vulkanischen  
 oorsprong,  zooals  een  kokend  meer  en  een  mofet  of  wel  van  
 stiklucht,  gelijk  er  ook  op  Java  zoovele voorkomen; maar draagt  
 toch  op  zijne  oppervlakte  meestal  kalkrotsen,  met  een  prächtige  
 vegetatie  getooid  en  vol  grotten  en  vogelnestklippen.  De  merk-  
 waardigste  grot  ligt  aan  de  noordzijde  bij  de  kampong  Ma-  
 nondjaja  en  het  zuidoosteinde  der  Segara  Anakan.  Zij  bestaat  
 geheel  uit  kalksteen,  heeft  eenigermate  het  voorkomen  van  een 
 Stempel,  is  meer  dan  50  schreden  diep  en  omtrent half zoo breed  ,  
 en  is  met  druipsteen  in  de  zonderlingste  vormen  behängen.  In  
 haar  binnenste vertoont zieh een breede steenklomp,  die  eenigszins  
 den  vorm  heeft van  eene  legerstede,  daarnaast  een  tweede,  die  
 zieh  voordoet  als  een  opgehoogd  graf,  en  een  weinig verder een  
 derde,  die  op  een  doopbekken  gelijkt.  De  Javanen  noemen deze  
 grot  Mesigit  Sela,  desteenen  moskee,  en gelooven  dat  zij de  be-  
 graafplaats  is  van  een heilig  man,  die  het gansche eiland over de  
 | baren herwaarts gevoerd en als het wäre  voor de Segara Anakan ten  
 anker  zou  gelegd  hebben.  Men  brengt  deze  legende  in  verband  
 met  den  naam,  die  door  vlottend  of  drijvend  eiland kan vertaald  
 worden.  Onder  de  merkwaardige  planten  die  op  dit  eiland  voorkomen, 
   verdient  de  Eafflesia  pätma  vermelding,  eene  soort  van  
 het  monsterbloemig  geslacht  der  Rafflesia’s ,  die  men  lang  als  
 uitsluitend  aan  Noesa  Kambangan  eigen  beschouwd heeft,  maar  
 die  later  ook  in  Banjoewangi  is  gevonden. 
 De  bodem  van  Noesa  Kambangan  is  zeer  geschikt  voor  de  
 teelt  van  rijst,  suiker  en  koffie,  de  bosschen  leveren  er  fraaie  
 i houtsoorten  en  veel  was  en  de  wateren  een  overvloed van visch.  
 Het  zou  dus  eene  talrijke bevolking kunnen voeden, en toch vindt  
 men  er  weinig  meer  dan  de  hutten  van  eenige  tijdelijke  bewo-  
 I ners.  Het  is  in  het  belang  der  verdediging  dat  het  eiland  zoo-  
 veel  mogelijk  woest  blijve,  en  de  bevolking  van  ruim  1500  
 ! zielen,  in  80  kampongs  verdeeld,  die  er  vroeger  werd  aange-  
 troffen,  is  daarom  grootendeels  of  geheel  naar  den  wal van Java  
 overgebracht. 
 Nabij  de  zuidoostpunt  van  het  eiland  stijgen  twee  kleine rots-  
 | eilanden  uit  zee,  die  Karang  Bandong  genoemd  en  als  het  man-  
 nelijke  en  vrouwelijke  onder scheiden  worden.  Op  den  schedel  
 I  dezer  rotsen,  die  zieh als torens omhoog helfen, groeit eene struik-  
 I  aclitige  tweehuizige  plant,  die  naar  het  gevoelen  der  Javanen  
 I  nergens  elders  ter  wereld  wordt  gevonden.  Ook  beweren  zij  dat  
 I  de  mannelijke  bloem  alleen  op  het  mannelijke,  de  vrouwelijke  
 I i op het vrouwelijke eiland voorkomt. Deze bloem is de beroemde Wi-  
 I  djäja  Koesoemä,  welke  alleen  de  Soesoehoenan  van  Soerakarta  
 I  mag  dragen,  die  erzieh  op  dendagzijner  kroning medeversiert.