
 
        
         
		den  heer  Bleeker  aannemen,  dat  in  werkelijkheid  de  bevolking  
 van  Java  in  1845  het  cijfer  van  tien  millioen  te  boven  ging. 
 Sedert  de  heer  Bleeker  zijne  bevolkingsstatistiek  in  bet  licht  
 gaf,  heeft  de  Regeering  begonnen  meer  aandacbt  aan  dit  onder-  
 werp  te  schenken,  en  in  de  koloniale  verslagen,  die,  volgens  
 den  eisch  der grondwet  van 1848,  jaarlijksaan  de Yertegenwoor-  
 diging  worden  aangeboden,  komen  ook  zooveel  mogelijk  nauw-  
 keurige  staten  der bevolking voor.  De middelen om tot eene  nauw-  
 keurige  kennis der  bevolking  te geräken,  zijn  daarbij  gaandeweg  
 vermeerderd,  inzonderheid  ten  gevolge  der  statistieke  opneming  
 van  Java,  die,  op  last  van  den  Gouverneur-Gleneraal  Duymaer  
 van Twist,  in 1851,  bij  wÿze van  proef,  met de  residentie  Tjeri-  
 bon  werd  aangevangen.  Toen  de  statistieke  opneming  dezer  residentie, 
   die  tevens  met  eene  militaire  opneming  gepaard  ging,  
 in  1858  voltooid w as,  werd  in  het  volgende jaar tot de opneming  
 van Banjoemas overgegaan. De statistieke opnemingen-hadden vooral  
 ten doel, een vasten grondslag te vinden voor de regeling zoowel der  
 landrente,  als  van  de  cultuur-  en  heerediensten,  en  omvatten  
 dien  ten  gevolge  zoowel  de  kennis  der  bevolking,  als  .van  den  
 grond  door  haar  bewoond  en  bebouwd.  In  beide opzichten waren  
 de  uitkomsten  verrassend.  Het  bleek  dat  zoowel  het  bevolkings-  
 cijfer  als  de  uitgestrektheid  der  bebouwde  velden  aanmerkelijk  
 grooter  was,  dan  de  vroegere  mededeelingen  aan  de  Regeering  
 konden  doen  verwachten. 
 In  1864 werd,  bij  besluit  van  den  Gouv.  Gen.  van  10 November  
 (Stbl. n°. 166), aan de zaak der statistieke opneming eene groote  
 uitbreiding  en  eene  meer  volkomen  organisatie  gegeven.  Een inspecteur  
 en  adjunct-inspecteur werden  met  de  leiding  der geheele  
 zaak  belast,  en  vijf  contrôleurs  werden  aan  het  hoofd  geplaatst  
 van  even  zoo  vele opnemings-secties,  die  ieder  in  een  afzonder-  
 lijke  residentie  zouden  werkzaam  zijn.  Bij  iedere sectie werd  een  
 landmeter  aangesteld  en  een  groote  staf  van inlandsch personeel,  
 bestaande  uit  een  schrijver,  30 mantri’s (in  drie klassen verdeeld)  
 en  tien élèves. Tevens  werd  bevolen,  dat  in  ieder  gewest  waar  
 de  opneming  genoeg  zou  gevorderd  zijn,  eenkadastraal-statistiek  
 , bureau  zou  worden  opgericht,  belast  met  de  bèhoorlijke  bijhou- 
 Hing der veranderingen  in de  bebouwde  gronden en  de  dessa’s , en  
 met  de leiding en  controle van de  districtsmantri’s , aan wie de zorg  
 voor  de  bijhouding  der  dessa-registers  werd  toevertrouwd.  Aan  
 het  hoofd  dier  bureaux  werden  speciale  ambtenaren  geplaatst,  
 ervaren  in  het landmeten  en in  de  taal  van het  gewest waarin  zij  
 werkzaam  waren,  en  deels  aan  het  bureau  voor  statistiek  ter  
 algemeene  secretarie  te  Batavia,  deels  door practische werkzaam-  
 heid  onder de  leiding  van den  Inspecteur ,  voor  hunne taak voor-  
 bereid.  Het  kadastraal-statistiek  bureau  zou  in  iedere  residentie  
 waar  het  was  opgericht,  eene  afdeeling  van  het  residentie-kan-  
 toor  uitmaken,  en  door  tusschenkomst  van  het  hoofd  van gewes-  
 telijk  bestuur  alle statistische  bescheiden en berichten aan de algemeene  
 secretarie  opzenden.  De  afdeeling  statistiek  bij  genoemde  
 secretarie  zou  de  bevoegdheid  hebben  met  de  chefs  der  bureaux  
 te  correspondeeren  en  hun  alle  ophelderingen  omtrent  de  statistische  
 opgaven  te  vragen. 
 Nadat  deze  organisatie  was  vastgesteld,  werd  dadelijk  een  
 aanvang  gemaakt  met  de  opneming  van  vijf  nieuwe  residentien  
 in  Midden-Java,  te  weten  Tagal,  Pekalongan, Samarang,  Kadoe  
 en  Bagelen.  Spoedig  evenwel  deed  zieh  de  behoefte  gevoelenom  
 het inlandsch personeel, door samentrekking binnen  kleiner bestek,  
 in  de  gelegenheid  te  stellen,  zieh,  onder  scherper  controle  der  
 Europeesche  ambtenaren,  in  het  landmeten,  het  teekenen  der  
 opgemeten gronden,  het  berekenen  der inhouden  en  dergelijke  te  
 oefenen.  Diensvolgens  werd,  bij besluit der Regeering van 28 Nov.  
 1865,  de  residentie  Kadoe  als  verzamelplaats  voor  de vijf secties  
 aangenomen,  met.  bepaling  dat  zij  met  naar  hunne  respectieve  
 standplaatsen  zouden  terugkeeren,  voordat  de  opneming  van  dat  
 gewest  zou  voltooid  zijn.  In  April  1866  waren  al  de  secties  in  
 Kadoe  vereenigd,  en  de  Inspecteur,  de heer Rost van Tonningen,  
 getuigt,  dat  het  personeel,  toen  het  in  Juli  1867,  na  voltooiing  
 zijner  taak  in  Kadoe," terugkeerde  om den afgebroken draad zijner  
 werkzaamheden  in  andere  residentien  te  hervatten, vrij wat meer  
 gevormd  en  ontwikkeld  was,  dan  toen  het  zieh  het  jaar  te  
 voren  verzamelde'). 
 1)  T.  v.  N.  I .   1868.  XI.  64.