
 
        
         
		noesten  arbeid  zijner  bevolking  een  grooteren  schat  van  nuttige  
 voorbrengselen,  dan  wellicht  eenig  ander  land  van  gelijke  uit-  
 gestrektheid  kan  opleveren,  en  is  door  zijne rijstvelden de koren-  
 schuur  der  Indische  eilanden,  door  zijne  koffietuinen  en  suiker-  
 plantages  de  bron  waaruit Nederland zijn rijkdom put.  Het is  voor  
 ons  Nederlanders,  zijne  gelukkige  bezitters,  van  zoo  onschatbare  
 waarde,  dat  wij  ons  het  behoud  onzer nationale welvaart, ja zelfs  
 van  onze  gansche nationaliteit,  nauwelijks  zonder  het  behoud van  
 Java  kunnen  voorstellen,  ter wij 1 wij  ons bijna over het verlies aller  
 andere eilanden  van  ons  Indisch  rijk  zouden  kunnen  troosten,  
 indien  dit  slechts  met  het  voortdurend  rustig  en  voordeelig  bezit  
 van  Java  bestaanbaar  was. 
 Dit  schoone  eiland  strekt  zieh  uit  tusschen  105°10'  en  114°  
 35'  0.  E.  van  Greenwich,  en  tusschen  5°52‘  en  8°46‘  Z.  B.  
 Het  heeft  een  zeer  langwerpigen  vorm;  want  zijn  lengteas,  die  
 geacht kan  worden  zieh  van de Peperbaai over den Gedeh, Slamat,  
 Lawoe  en  Tenger  naar Banjoewangi  uit  te  strekken,  en  die  door  
 hare  zuidwaartsche  helling met  de  parallel  van  den  evenaar  een  
 hoek  van  omstreeks  12  graden  vormt,  heeft  eene  lengte  van  
 nagenoeg  180  uren,  terwijl  de  grootste  breedte,  längs  eene  lijn  
 die  loodrecht  op  die  lengteas  staat  en van Kaap Boegel in Djapara  
 naar  de  Zuidkust  van  Jogjakarta  in  de  nabijheid  der  grens  van  
 Soerakarta  loopt,  niet  meer  dan  35  uren  bedraagt.  De  opper-  
 vlakte  van  Java  wordt  begroot  op  2,313  vierk.  geogr.  mijlen.  
 De  gedaante  is  in  het  algemeen  die  van  een  zeer  langwerpigen  
 rechthoek;  doch  in  het midden  en  nabij  de beide uiteinden is deze  
 aanmerkelijk versmald, zoodat bochten van grooten omvang gevormd  
 worden.  De  kustlijn,  die  vele  uitstekende  hoeken  en inhammen  
 vormt ,  staat  tot  den  omtrek  van  een  cirkel  van  gelijken  inhoud  
 als. Java’s  oppervlakte  ongeveer  als  2.  34:  1.  Deze  uitgestrekt-  
 heid  der  kustlijn, gevoegd bij  de geringe breedte des eilands, levert  
 groote  voordeelen  voor  den  handel.  Men  kan  op  Java  geen  punt  
 vinden,  waar  men  verder  dan  17  of  18  uren  hetzij  van  de  
 noord-  of  van  de  zuidkust  verwijderd  is,  terwijl  op  de  smallere  
 gedeelten  des  eilands  die  grootste  afstand  van  de kust slechts van  
 vijf  tot  acht  uren  bedraagt.  De  afvoer  der  producten  uit  hetbinnenland  
 zou  dus overal  längs betrekkelijk zeer körte wegen kunnen  
 plaats  hebben,  indien  —  wat  echter  niet  het  geval  is  de  
 kusten  overal  veilige  havens  en  reeden  opleverden. 
 De  kleinere  eilanden  die  Java  omgeven,  met  het  hoofdeiland  
 de  geographische  groep  van  Java  vormen  en  in  administratieven  
 zin  als  deelen  van  Java  beschouwd  worden,  zijn  noch  inboven-  
 staande  astronomische  bepaling  der  ligging,  noch  in  het  voor den  
 inhoud  opgegeven  cijfer  begrepen.  De  voornaamste  van  deze  
 eilanden  zijn:  Poelo  Panitan  of het  Prinsen-eiland,  dat, bij  Java’s  
 westhoek  gelegen,  met  zijn  uiterste  westpunt  tot  105°  4'  O.  L.  
 reikt;  de  Duizend-eilanden,  de  Karimon-Djawa  Archipel  en  Ba-  
 wean,  allen,  op  eenigen  afstand  van  de  noordkust, op  nagenoeg  
 gelijke breedte liggende, terwijl het noordelijkste dezer eilanden, tot  
 eerstgenoemde  groep  behoorende,  de parallel van 5° 36' Z. B. bijna  
 zal  raken;  het  aanzienlijke  eiland Madoera, alleen 97 vierk. geogr.  
 mijlen  groot,  gelegen  in  de  groote bocht die de kustlijn ten oosten  
 der  residentie  Soerabaja  vormt,  slechts  door  de nauwe en half ver-  
 zande  straat  van Madoera van Java gescheiden,  en, ofschoon steeds  
 als  edn  geheel  met Java vormend beschouwd, toch van genoegzaam  
 gewicht  om  de  in administratieve  taal voor dat geheel gebruikelijke  
 uitdrukking  „Java  en  Madoera“  te  wettigenj  de  Soemenapsche  
 eilanden,  die  zieh  aan  de  noord-oostpunt  van  Madoera  schake-  
 len  en  zieh  aanmerkelijk  verder  oostwaarts. uitstrekken  dan Java  
 zelf,  tot  voorbij  den  1 1 6 ^   graad  0.  L.;  eindehjk  aan  de  zuidkust  
 Deli,  Tindjil, Noesa Kambangan, Sempoe en NoesaBaroeng,  
 van  welke  geen  enkel  zoover  zuidwaarts reikt als Java’s zuidoost-  
 hoek.  Yoegt men  de  oppervlakte van al deze en een aantal kleinere  
 eilanden  aan  die  van  Java  toe,  dan  verkrijgt  men  een  totaal  
 van  2,444  vierk.  geogr.  mijlen.  Ons  vaderland  heeft  eene  oppervlakte  
 van  593  vierk.  mijlen.  Hieruit  volgt  dus  dat  reeds  Java  
 alleen  met  zijne  onderhoorigheden  ruim  viermaal  zoo  groot  is als  
 het  moederland.  Bedenkt  men  nu  dat Sumatra, Borneo, Celebes,  
 Nieuw-Guinea in grootte Java ver  overtreffen, en nog een  ontelbaar  
 aantal  andere  eilanden  in  de  Indische  wateren  aan  Neerlands  
 schepter  gehoorzamen,  dan kan  men zieh hiernaar eenig denkbeeid  
 maken  van  den  onmetelijken  omvang  onzer Aziatische bezittingen. 
 l*