
 
        
         
		van  te  weinig  belang  om  er  bij  stil  te  staan.  Alleen  verdient  
 het  wat  de  gambier  (Uncaria  gambir)  betreft  opmerking, dat een  
 zwaar  invoerrecht,  volgens  een  verordening van den  Commissaris-  
 Generaal  du  Bus  op  dit  door  de  inlanders  bij  bet  betelkauwen  
 veelvuldig  gebruikt  product  gelegd,  later  tot  het  misverstand  
 heeft  geleid,  dat  de  Regeering,  in  het  belang  der  schatkist,  de  
 ontwikkeling  der  gambiercultuur  op  Java  niet  verlangde,  terwijl  
 de  bedoeling  van  dat  hooge  recht  inderdaad  geweest  was,  de in-  
 voering  der  gambierteelt  op  Java  mogelijk- te  maken,  door  de  
 concurrentie  van  vreemd  product  te  bemoeilijken. In de contracten  
 met  Europeesche  landhuurders  is  dan  ook  jaren  lang  het beding  
 opgenomen,  dat  zij  geen  gambier  zouden  telen.  De Gouverneur-  
 Generaal  Sloet  van  de  Beele  heeft  aan  dit  misverstand  een einde  
 gemaakt,  en  verklaard  dat  de  teelt  en  bereiding  van gambier op  
 Java  aan  ieder  vrij  staat,  en  dat  het  verbod,  in  die  'contracten  
 waarxn  het  voorkwam,  als  vervallen  moet  worden  beschouwd  ").  
 Sedert  is  inderdaad  een  kleine  gambier cultuur  op- enkele  particulière  
 landen  in  Buitenzorg  ontstaan,  en  men  heeft  het  product  
 zeer  geprezen.  Men  vraagt  zieh  daarom  af,  waarom in 1873 (volgens  
 het  Regeeringsverslag)  het product slechts  30 pikols bedroeg,  
 terwijl  ’t  verbruik  op  Java  als  versnapering  meer  dan  100,000  
 pikols  beloopt,  en  ook  de  grovere  qualiteiten  in  Europa  alslooi-  
 stof  zeer  gewild  zijn  en  goed  betaald  worden 2). 
 Wij  komen  nu  tot  de  landbouwproducten  d ie th an s  alleen nog  
 in  verschillende  vormen  voor  Gouvernements-rekening  gekweekt  
 worden:, de  kina,  de  suiker  en  de  koffie.  Ik  zal  daarover  te  
 dezer  plaatse  kort  zijn,  en  ze  alleen  in  haar  belang  voor  den  
 mlandsehen  planter  besehouwen,  omdat  eene  beschrijving  der  
 inriehting  bij  de  behandeling der instellingen van het Nederlandsch  
 Gouvernement  ten  bëhoeve  van  Java  te  huis  behoort. 
 De  kinaboom,  waarvan  de  verschillende  soorten  het  botanisch  
 geslacht  Cinchona  uit  de  familie  der  rubiaceeën  uitmaken,  heeft  
 de  plaats  die  hij  zieh  eerst  sedert  weinige  jaren  onder  de  cul- 
 0   T.  V .  N.  I.  1867.  I.  457.  I I .  98.  
 s)  T.  y.  N.  I .  1868.  I I .  363. 
 tuurgewassen  verworven  heeft,  uitsluitend  te  danken  aan  de  
 heilzame  eigenschappen  van  zjjne  schors,  die  alle andere bekende  
 geneesmiddelen  in  waarde  overtreft.  Frankrjjk,  Engeland  en  
 Hederland  hebben  zieh  dan  ook'als  om  strijd beijverd, om dezen  
 kostbaren  boom  uit  de  wouden  der  Peruaansche  Andes  naar  
 hunne  koloniën  over  te  brengen.  Terwijl  eehter  de  pogingender  
 Franschen  om  den  kinaboom  in  Algerië  te  kweeken,  geheelzijn  
 mislukt,  dankt  Java  aan  de  kennis  en  de  volharding  van  den  
 heer  Hasskarl  het  onwaardeerbare  voorrecht  van  sedert  1854  in  
 het  bezit  te  zijn  van  kinaplantsoenen,  die,  na  vele  aanvanke-  
 ljjke  tegenspoeden  en  misgrepen,  later  steeds  zijn .uitgebreid en in  
 den  jongsten  tijd  resultaten  beginnen  op  te  leveren  welke ons het  
 recht  geven  om  volmondig  te  verklären,  dat  de  invoering  van  
 den  kinaboom  op  Java  gelukt  is.  Yoor  de  Gouvernementsaan-  
 plantingen  werden  de  hellingen  van  den  Malabar  en  den  Tang-  
 koeban  Prahoe  in  de  Preanger Regentschappen gekozen, en thans  
 zijn  in  deze  streken  omtrent 800  bouws  met  kinaboomen beplant.  
 Het  aantal  planten  in  den  vollen  grond  bedroeg,  volgens  het  
 Regeeringsverslag  van  1873,  1,694,690,  terwijl  nog 250,200 jonge  
 planten  in  de  kweekerijen  aanwezig  waren.  Yijf en  twintig Europeesche  
 ondernemers,  zoowel  eigenaren  van  particulière  landen  
 als  huurders  van  gronden,  hebben,  met  meer  of minder ijver. en  
 volharding,  de  kinacultuur  beproefd,  en  te  hunnen  behoeve  zijn  
 sedert  1869  omstreeks  30,000  planten  uit  de  Gouvernements  
 kweekerijen • afgeleverd.  Ook  de  Rijksbestiérder  van  Jogjäkarta  
 en  prins  Mangkoe  Negârâ  in  Soerakarta  hebben  zieh  tot  het  
 nemen  van  proeven  met  deze  cultuur  bereid  verklaard.  De  
 particulière  aanplant,  die  echter  nog  zeer  bij  dien  in  Britsch  
 Indië ten achteren is , wordt reeds op 400,000 boomen geschat, en in  
 sommige  streken  vond  men  gelegenheid  op  te  merken,  dat  de  
 bevolking  in  de  kinateelt  bijzonder  belang  stelt.  De  oogst  in  
 1873  in  de Gouvernementstuinen  verkregen, bedroeg reeds 25,000  
 kilo’s  drogen  bast,  waarvan  21,000  naar  Europa  werden  gezon-  
 den.  Yoor  1874  werd  het  voor  den  uitvoer  te  oogsten  product  
 op  30,000  kilo’s  geraamd,  en  de  toeneming  zal  zeer  belangrijk  
 worden,  wanneer  het  grootendeels  nog  jonge  plantsoen  den  ver