
 
        
         
		van  Java  en  Onderhoorigheden  te  doen  samenstellen  uit  alle  
 reeds  voorhanden  of  nog  te  verzamelen  bescheiden.  Hij  droeg,  
 bij  besluit  van  19 Sept.,  deze  taak  op aan den heer G. de Seri&re,  
 met  last  aan  alle  ambtenaren  om  hem  de  verlangde  inlichtingen  
 te  geven.  De moeilijke  arbeid  vorderde  langzaam,  te  meer  daar  
 de  heer  de  Seriere  met  andere  bezigheden  overladen  was.  Hij  
 vroeg  dan  ook  in  1831  ontheffing  van  deze  taak,  die  daarop  
 door den Gouverneur-Generaal  van  den  Bosch,  den 3den Jan.  1832)  
 werd  opgedragen  aan  den  heer  J.  M.  van  Beusechem.  Eer  de  
 heer  de  Serifcre  gelegenheid  had  de  verzamelde  bescheiden  en  
 aanteekeningen  aan  zijn  opvolger  over  te  geven,  gingen  al  zijne  
 papieren  doOr  den  bekenden,  door  muitende  Chineezen  verwek-  
 ten  brand  van  Krawang  verloren.  De  heer  van  Beusechem  ging  
 echter  aan  het  werk,  en  de  invöering  van  het  cultuurstelsel,  
 die  een  dieper  indringen  van  de  ambtenaren  in  de  inlandsche  
 huishouding vorderde, kon  voor  de  statistische  kennis  niet  anders  
 dan  voordeelig  zijn.  Yan  den  heer  van  Beusechem  wordt  dan  
 ook  getuigd,  „dat  men  hem  eene  vrij  goede  statistiek  van  dien  
 tijd  dankt,  die  in  de  archieven  berust  en  nog  dikwijls  wordt  
 geraadpleegd') “. 
 Men  achtte  echter  destijds  de  kennis  van  zulke  zaken  van  
 geen  gewicht  voor  het  publiek;  wat  meer  is ,  hij  de  algemeene  
 regeering  werd  de  onverschilligheid  voor  die  statistische  opga-  
 ven,  die  meer  rechtstreeks  van  gewicht  waren  voor  de  gewes-  
 telijke  hesturen,  al  spoedig  zoo  groot,  dat  zij  zelfs  niet  eens  
 meer  naar  Batavia  werden  opgezonden.  Toen  Dr.  Bleeker  in  
 1844  zijne  eerste  nasporingen  omtrent  de  bevolkingsstatistiek  
 van  Java  in  het  werk  hegon  te  stellen,  vond  hij  in  de  bureelen  
 der  Begeering  de  verlangde  opgaven  eenvoudig  niet  aanwezig,  
 en  hij  meende zelfs  te  bespeuren,  dat  zijne  pogingen  om  op  dat  
 punt  tot  betere  kennis  te  geraken,  met  eenig  wantrouwen  werden  
 gadegeslagen. 
 Doch  wat  hij  te  Batavia  en  Buitenzorg  niet  vinden  kon,  wist  
 de  heer  Bleeker  zieh  te  verschaffen  door  een  plaatselijk  onder-  
 zoek,  toen  hij  in  1846  Java  van  het  westen  naar  het  oosten 
 *)  Van  Deventer,  Bijdragen,  I I ,   478. 
 en  van  het  noorden  naar  het  zuiden  doorreisde  en  alle  residentien  
 hezocht.  Het  bleek  hem  bij  die  gelegenheid,  dat,  wel  is  
 waar,  de  gewestelijke  en  plaatseljjke  hesturen  niet  overal  met  
 dezelfde  nauwkeurigheid  voor  de  kennis  der  statistiek  hadden  
 zorg  gedragen,  maar  dat  in  vele  regentschappen  en  districten,  
 hier  en  daär  zelfs  in  talrijke  dessa’s ,  uitvoerige  en  tot  in  vele  
 bijzonderheden  afdalende  bevolkingsregisters  werden  aangetroffen.  
 De  resultaten  van  zijn  onderzoek  heeft  de  heer  Bleeker  in  den  
 negenden  jaargang  van  het  Tijdschrift  voor  Nederlandsch  Indie  
 (1847),  onder  den  titel  „Bijdragen  tot  de  statistiek  derbevolking  
 van  Java“'  medegedeeld.  Hij  komt  daar  tot  het  tdtaalcijfer  van  
 9,542,045  zielen,  waaronder  9,373,989  inlanderS.  De  opgaven  
 voor  de  afzonderljjke  residentien  zijn  meest  allen  uit  de  staten  
 over  1845  geput;  alleen  voor  Bagelen,  waar  in  de  laatste  jaren  
 geene  hertelling  had  plaats  gehad,  zijn  zij  van  1843  afkomstig.  
 De  heer  Bleeker  meent  dat  het  cijfer  voor  die residentie, in  den  
 verzamelstaat  op  613,762  gesteld,  voor  1845  wel  op  700,000  
 zielen mocht gerekend worden.  Soerakarta  komt op  den  verzamelstaat  
 voor slechts  500,000  voor;  maar voor die residentie ontbrak  
 een  behoorlijke bevölkingsstaat  geheel.  „Doch“, zegt  de heer Bleeker, 
   „het  is  te  voorzien,  dat  de  reeds  voorhereide  en  deels  in  
 werking  gebrachte  verbetering  in  het  inwendig  hestuur  dezer  
 volkrijke  residentie  spoedig  eene  telling  zal  toelaten,  welker  
 resultaat  waarschijnlijk  een  cijfer  van  meer  dan  800,000  zielen  
 zal  zijn.“  Dit  vermoeden  heeft  zieh  echter  niet  geheel  bevestigd,  
 daar  in  het  regeeringsverslag  over  1849  Soerakarta  slechts  met  
 603,751,  en  zelfs  in  den  bevolkingstaat  van  ult0.  1872  nog  
 slechts  met  736,322  zielen  voorkomt.  Intusschen is er  geene residentie  
 van  welke  de  opgaven  tot  heden  zoo  onzeker  en  afwis-  
 selend zijn, als  van  deze.  Doch  behartigenswaard  is  eene  andere  
 opmerking  van  den  heer  Bleeker,  die  geheel  met  later  in  ver-  
 schillende  residentien  verkregen  resultaten  overeenstemt.  „Yan  
 eene  der  grootste  residentien  van  Java“,  zegt  hij,  „is  het  mij  
 bekend,  dat  eene nauwkeurige  nominatieve Volkstelling  een  cijfer  
 gaf,  bijkans  de  helft  hooger  dan  het  cijfer  der  onnauwkeurige  
 telling  van  een  jaar  te  voren.“  Wij  mögen  dus ongetwijfeld met*