
 
        
         
		Banjoewangi  255  regendagen  en  188  onweders.  In  ons  vader-  
 land  hebben  wij  gemiddeld  176  regendagen  in  bet  jaar.  Het  
 wordt  dus  in  dit  opzicht  door  Bnitenzorg  ver overtroffen,  ofschoon  
 het  op  zijne  beurt  Oost-Java  overtreft. 
 Maar  het  is vooral  in  de  massa  water  die  uit  den  dampkring 
 nederdaalt,  dat  ons  vaderland  de  vergelijking met  Java  niet 
 kan  doorstaan.  Volgens  de waarnemingen  gedurende eene eeuw op  
 den huize Zwanenburg nabij Haarlem gedaan, klimt het water in den  
 regenmeter  bij  ons  gemiddeld  657  millimeters  in  het jaar.  Zelfs  
 te  Soerabaja  kan  men  die  massa  gerast  op  ten  minste  drie  maal  
 zooveel  stellen.  Zij  bedroeg  er  althans,  volgens  de  waarnemingen  
 van  den  heer  Kreyenberg,  in  1852  2054  millimeters.  Maar  
 de  massa  regen  die  te  Buitenzorg  valt,  is  nog  veel  grooter;  zij  
 bedroeg  alleen  in  de  maanden  September  tot  en  met  December  
 1841,  volgens  de  waarnemingen  van  den  heer  Onnen,  niet  minder  
 dan een meter hoogte, en zal dus over het geheele jaar wel op vier  
 of vijf maal zooveel als de massa die bij ons valt kunnen gesteld worden. 
 In  het  algemeen  zijn  de  maanden  December  tot  en  met Maart  
 de  natste,  Juni  tot  en  met  September  de  droogste  maanden  des  
 ja a rs,  terwijl  de  maanden  die  den overgang vormen tusschen deze  
 beide  perioden,. zieh  door  zeer  veranderlijk  weder  kenmerken.  
 Maar  op  West-Java  beantwoordt  het  droge  seizoen  toch  slechts  
 ten  halve  aan  zijn  naam.  Wel  is  er  dan  niet  de  hemel,  gelijk  
 vooral  in  Januari,  met  een  gelijkmatig  grijs  wolkenHeed bedekt,  
 waaruit  de  regen met  kletterend  geplas,  soms  langer  dan  24 uren  
 achtereen,  zonder  ophouden  nederstort,  maar  toch  pakken  zieh  
 veelal  omstreeks  een  k  twee  ure  des  namiddags  de  wolken  ge-  
 durig  dichter  zamen,  totdat  omstreeks  drie  k  vier  ure  de  helle  
 bliksemstraal  het  wolkendak  doorklieft  en  er  verkwikkende regen  
 op  den  verschroeiden  bodem  daalt.  Te  Batavia, wel is waar, ver-  
 neemt  men  vaak  alleen  het  rollen  van  den  donder,  zonder  dat  
 de  wolken  zieh  ontlasten;  maaf  te  Buitenzorg,  dat  aan  den  
 noordelijken  voet  der steile  Blauwe  bergen  is gelegen, wier koude  
 adern de verdikking der dampen in hun omtrek verhaast, terwijl van  
 den  anderen  kant  de  zeewind,  over  den  waterspiegel  van  uitge-  
 strekte  sawahs  heenstrijkende,  gedurig nieuwe massa’s waterdamp 
 aanvoert, wier verder voortdrijven door de  berghellingen wordt ver-  
 hinderd, gaat ook in den drogen tijd op de meeste dagen het ratelen van  
 den donder met hevige plasregens en somtijds met hagelslag gepaard. 
 De  klimatographische  sohets  van  Java  die  ik  gepoogd  heb  te  
 geven,  is  niet  toepasselijk  op  de  hoogere  bergstreken.  De  oor-  
 zaken  die  den  land-  en  zeewind  en  het  indringen  van  den  
 noordoostpassaat  als  noordwestmoeson  in  het  gebied  van  den  
 zuidoostpassaat  te  weeg  brengen,  doen  zieh  in  de  hoogere  lagen  
 van  den  dampkring  niet  meer  gevoelen.  Op  de  hoogte  van  
 2500  voet  worden  land-  en  zeewind  niet  meer  waargenomen;  
 op  de  hoogte  van  5000  voet  verliest  de  noordwestmoeson allengs  
 zijne  kracht.  Boven  de  6000  voet  blijft de zuidoostpassaat  meestal  
 bestendig  doorwaaien,  zoodat  men  den  rook  der  vulkanen  ziet  
 voortrollen  in  eene  richting  die  met  den  wind  der  lagere streken  
 in  strijd  is.  Yele  tussohen  de  bergen  ingesloten  streken  kenmerken  
 zieh  door  windstilten  of  door  winden  die  eene  eigenaardige  
 richting  volgen,  en  op  sommige  plaatsen  vertoont  zieh  door  
 plaatselijke  oorzaken  iets  dergelijks  ook  in  de  vlakte.  Zoo waait  
 door  de  opene  ruimten  die  de  vulkanen  van  Oost-Java  van  elkander  
 scheiden,  het  geheele  jaar  door,  van  den  voormiddag  tot  
 den  laten  avond,  een  sterke  wind  uit  het  zuiden,  die  in  Pasoe-  
 roean  gronggong,  in  Probolinggo  gending  wordt  geheeten.  De  
 oorzaak  hiervan  is,  dal  de  oppervlakte  der  ondiepe  Java-zee  
 sterker  verhit  wordt  dan  de  Indische  Oceaan,  terwijl  dekoudere  
 vandaar  tot  herstel  van  het  evenwicht  aansnellende  luchtstroo-  
 men,  tusschen  de  bergen  als in  een  trechter samengeperst,  nood-  
 wendig  een sterke vaart erlangen. De warmtegraad neemt natuurlijk  
 gedurig  af,  naarmate  men  in  het  gebergte  hooger  opstijgt,  en  
 ofschoon  geen  van  Java’s  bergen  de  sneeuwlijn  bereikt,  dat  is  
 hoog  genoeg  klimt  om  de  in  de  tropische  gewesten  zeer  hoog  
 gelegen  grenslijn  der  altijddurende  sneeuw  te  bereiken,  worden  
 toch op de hoogste  toppen rijp en ijs een enkelen keer waargenomen.  
 Maar  hoewel,  in  het  algemeen  gesproken, ook de vochtigheid des  
 dampkrings  afaeemt,  naarmate  zijne  temperatuur  daalt,  komen  
 op  Java  op  dien  regel  menigvuldige  plaatselijke  en  tijdelijke  
 uitzonderingen  voor,  en kan hij  eerst op  eene hoogte van meer dan