
 
        
         
		wordt  gemaakt,  moet  men  zieh  inderdaad  verbazen,  dat nog een  
 betrekkelijk  zoo  groot  aantal  Javan en  daarmede  bekend  is.  Ik  
 spreek  hier  nu  niet  van  de  inlandsche ambtenaren, voor wie deze  
 kennis  een  volstrekt  vereischte  is.  Zelven  meestal  zonen  van  
 hoofden  en  aanzienlijken,  hebben  zij  gelegenheid  om  in het lezen  
 en  schrijven  van  het-  Javaansch,  gelijk  ook  van  het  Maleisch  
 met  Europeesche  en  Arabische  karakters  onderwezen te  worden,  
 hetzjj  door  de  tjariks (schrijvers) der  regenten en districtshoofden,  
 hetzij op de gouvernementsscholen voor inlanders of de scholen hier en  
 daar  door  inlandsche grooten en de particulière scholen hier en daar  
 door zendelingen gesticht.  Maar ofschoon  de  gouvernementsscholen  
 ook  voor  de geringe Javanen  niet  gesloten zijn, is  de  gelegenheid  
 om  die  te  bezoeken  voor  hen  zeer  beperkt,  daar  zij  meest  alien  
 in  de  regentschaps-  en  districtshoofdplaatsen  gevestigd  zijn.  Het  
 gezamenlijk  aantal  leerlingen  der  83  gouvernements-  en 90 particulière  
 scholen  voor  inlanders op Java  en Madoera bedroeg, bij  den  
 aanvangvan  1872,  14,318, waaronder  175  meisjes.  Dit  cijferisal  
 zeer onbeduidend op eene bevolking van meer dan 17 millioen zielen. 
 Men  zal  derhalve  niet  zonder  eenige  verrassing  vernemen,  dat  
 dikwijls  des  avonds  in  de  dessa’s ,  wanneer  er  gezelschap i s , een  
 der  aanwezigen  bij  het  flauwe  schijnsel  van  een  lampje  uit  het  
 een  of  ander  handschrift  voorleest,  en  vrouwen  zoowel  als  mannen  
 aandachtig  toeluisteren,  en  dat  zij  die  door  erfenis,  of  de  
 aanwending  van  eigen  vlijt  tot  het  afschrijven, in  het  bezit  van  
 handschriften  zijn,  daarvan  niet  zelden  een  kostwinning  maken,  
 door  ze  tegen  een  dubbeltje  per  avond  te  verhuren.  ') 
 Jammer  dat  hierbij  niet  de  zucht  naar  nuttige  kennis,  maar  
 naar  prikkeling  der  verbeelding  door  fantastische wonderverhalen  
 de  drijfveer  is.  Intüsschen  wie  voorleest  moet  lezen  kunnen,  en  
 de  vraag  is  hoe  die  kenhis  is  verworven.  Men zegt  dat de kunst  
 van  lezen  en  schrijven  op  Java  in  vele  gevallen  door  den vader  
 aan  zijne  kinderen  geleerd  wordt,  en  dat iedere brief of fragment  
 van  een  handschrift  dat  zij  kunnen  meester  worden,  daartoe  
 dienstbaar  wordt  gemaakt. 
 1)  Zie een  voorbeeld  T.  v.  N.  I.  1869.  I«  290. 
 In  den  jongsten  tijd  is  eene  verandering  gekomen  in de ziens-  
 wijze  der Regeering ten  opzichte  der Nederlandsche taal,  en bij  de  
 vaststelling  der  grondslagen  van  het  inlandsch  onderwijsbij kon.  
 besl.  van  3  Mei  1871  (Ind.  Stbl.  n°.  104)  is  bepaald,  dat  zij  
 onder  de  vakken  behoort  waarin  op  de  inlandsche scholen onder-  
 wijs  mag  gegeven  worden.  Sedert  lang  zijn  er  echter  onder  de  
 aanzienlijke  Javanen  die  met  onze  taal  bekend  zijn,  en  eenige  
 weinigen  kunnen  haar  spreken  en  schrijven.  Ik  heb  Nederland-  
 sche  brieven  gelezen  van  de  regenten  van  Demak  en  Koedoes,  
 die  in  zuiverheid  en  gemakkelijkheid  van  stijl  schier  niets  te  
 wenschen  overlieten.  Zulke  mannen  dankten  het  aan  den  ver-  
 lichten  zin  hunner ouders,  dat zij  of door Europeesche gouverneurs  
 of  op  Europeesche  scholen  werden  opgeleid.  Eene  meerdere  
 verbreiding  van  de  kennis  der Nederlandsche  taal onder de inlanders  
 zal  ongetwijfeld  een  veel  krachtiger  middel  zijn  om  de  
 Europeesche  beschaving  voor  hen  toegankelijk  te  maken,  dan  
 de schoolboeken door de zorg van het Gouvernement in de inlandsche  
 talen  vervaardigd.  Draagt  men  die  taak  op  aan  Europeanen,  
 dan  zijn  zij  de  taal  niet  genoeg  mächtig  om  daarin verstaanbaar  
 te  schrijven  over  zaken  waarvoor  de  terminologie  nog  moet  
 geschapen  worden;  draagt  men  ze  op aan inlanders,  dan verstaan  
 zij  veelal  de  zaken  niet  waarover zij schrijven moeten. Intusschen  
 behoeft  ook  dit  middel  niet  verzuimd  te  worden,  en  moet  men  
 inzonderheid  dankbaar  zijn  als  bekwame  inlanders,  die  zelven  
 zieh  op  de  hoogte  der  Europeesche  beschaving  hebben  gesteld,  
 door  populaire  geschriften  hunne  landgenooten  willen voorlichten  
 en  met  eene  betere  leesstof  beschenken  dan gewoonlijk te hunner  
 beschikking  staat.  De  regent  van  Koedoes  heeft door het verhaal  
 zijner  reizen  over  Java,  onder  den  naam  van  Poerwä  Lelana  
 in  het  licht  gezonden,  daarvan  een uitstekend voorbpeld gegeven,  
 en  zieh  daarin  niet  alleen  een  kundig  en  verlieht,  maar ook een  
 voorzichtig  en  bezadigd  man  betoond. 
 as