
dan ontwikkelen zieh uit die groote graven verpestende effluvien,
die ook den mensch met ziekte en dood bedreigen.
Nog meer dan de infusorien verdienen de polypen onze aan-
dacht, om den verbazenden invloed dien zij, hoofdzakelijk binnen
de keerkringen, door de gedurige afscheiding van kalk tot vorming
van nieuw land uitoefenen, en die in het werkje van Prof. TW in g ,
getiteld: „de macht van het kleine“ , zoo duidelijk en aanschou-
welijk geschilderd is. Wij komen hier niet terug op den koraal-
kalksteen, die een voornaam bestanddeel van Java’s bodem en
het werk van voor wer eldlijke polypen is. Ook längs de kusten
van het hedendaagsche Java en de eilandjes die het omzoomen,
zetten deze diertjes hunne werkzaamheid voort; zij trachten het
gansche eiland als met een gordel hunner gewrochten te omringen.
De heer Bleeker overtuigde zieh door een opzetteiijk onderzoek,
dat de eilandjes die voor de reede van Batavia liggen en hare wa-
teren steeds nauwer begrenzen, uit polypenhuizen zijn opgebouwd,.
waarvan de hoofdmassa uit madreporen, porieten, caryophyl-
üenen en milleporen bestaat, terwijl bovendien de riffen en stranden
meer of min bedekt zijn met de overblijfselen van fungidae,
astraeidae .en lithophylliaceeen, hier en daar ook van pavona-
rinae en tubiporidae. De steenachtige woningen van Tubipora
purpurea, Porites multicaulis, Pungia limax, Maeandrina laby-
rinthiformis, Millepora cervicornis, Seriatopora pungens en vele
andere soorten leveren op Java materiaal voor het plaveien der
wegen en voor het branden van koraalkalk. Actinidae, polypen
zonder vaste bestanddeelen, worden veelvuldig in straat Sunda
aangetroffen.
Een weinig hooger dan de polypen staan de acalephae of
zeenetels, die aan Java slechts de gewone kustrepresentanten
schenken uit de familien der rhizostomen en medusen. Op het
strand en de eilandjes bij Batavia vond Bleeker slechts Rhizo-
stoma purpureum en capillatum. De Chineezen gebruiken, zegt men,
sommige soorten dezer als netels brandende diertjes bij het stoken
van arak, in de meening dat zij daardoor het prikkelend vermögen
van den geliefkoosden drank versterken.
De echinodermata of stekelhuidige dieren zijn op Java hoofdzakelijk
door eenige soorten van echinoideeen of zeeegels en
holothurio'ideeen of zeebeurzen vertegenwoordigd. Men treft ze
aan op de banken en riffen längs de kust en de omzoomende
eilanden en op den stinkenden modderbodem der rhizophorenwouden.
Holothuria edulis, tremula en andere, deels tot de verwante
geslachten Mülleria, Psolus, Synapta, Chirodota behoorende
soorten, leveren aan den handel een artikel van groote waarde,
de bij de Chineezen zoo gezöchte tripang,' die zij als een versterbende
en tot mingenot prikkelende spijs duur betalen. De
gewone tripang gelijkt veel op een van punten voorziene kom-
kommer (vandaar de naam van zeekomkommer), maar van witachtig
bruine kleur; de verschillende soorten hebben echter een zeer
verschillend voorkomen en eene is zelfs volkomen zwart. Omze
te vangen waden de visschers tot aan de knieen in het water,
hunne bootjes achter zieh nasleepende, en zoo vaak zij met den
voet tegen een holothurie stooten, wordt deze opgenomen en in
de boot geworpen. Soms wordt ook in diep'er water naar tripang
gedoken, of wordt zij gevangen door middel van ijzeren dreggen,
aan lange bamboezen bevestigd. Bij de tehuiskomst wordt de
tripang een half uur over het vuur gehangen, daarna met een
scherp mes geopend en geledigd, vervolgens drie uren in zout
water, veeltijds met bijmenging eener aromatische boomschors,
gekookt, daarna in droogschuren op horden van gespleten bam-
boe uitgespreid en door een onder die horden aangelegd vuur
gerookt, en eindelijk ter verzending in korven gepakt. De tripang-
visscherij is wel is waar voor Java van minder gewicht dan voor
Celebes en andere eilanden van den Archipel; maar toch worden
bij de Duizend-eilanden groote hoeveelheden gevangen, die steeds
door de Chineezen worden opgekocht, daar de inlander deze
zonderlinge tafelweelde .versmaadt. De uitvoer van tripang van
Java naar China wordt op omstreeks 6000 pikols ’s jaars be-
groot; maar de fijnste en duurst betaalde soorten schijnen op
Java niet voor te komen. Zij worden vooral aan de noordkust
van Nieuw-Holland gevangen, en Makasser is de voornaamste
stapelplaats.
Er is een zeenetel, Cidarites diadema en door de Maleiers babi