
 
        
         
		wordt  gesplitst  op  het  punt  waar  de  geheele  straat  het  nauwst  
 wordt;  want  hier  hedraagt  de  afstand  tusschen Tandjong Toewah  
 of  den  Yarkenshoek  op  Sumatra en Tandjong Tjikoening of Java’s  
 vierde  punt  slechts  omstreeks  25  kilometers.  Dit  nauwe gedeelte  
 duurt voort,  totdat  men  St. Nikolaaspunt,  den  noordelijksten  uit-  
 hoek  van  Jav a ,  is  te  boven  gekomen  en  daarmede het ruime sop  
 der  Java-zee  heeft  bereikt, 
 Aan  Java’s  oostelijk  uiteinde  wordt  een andere verbindingsweg  
 tusschen  den  Indischen  Oceaan en de Java-zee gevormd door Straat  
 Bali,  waardoor  in  den  oostmoeson  een  zeer  sterke  stroom  gaat,  
 terwijl  zij  in  den  westmoeson  bijna  zoo  kalm  als  een  rivier  is-.  
 Aan  haren  zuidelijken  ingang,  bij  Tandjong  Koetoer  of  Java’s  
 Oosthoek,  bedraagt  hare  breedte  omstreeks  30  kilometers ,  doch  
 noordwaarts  versmalt  zij  zieh  gedurig,  totdat  aan hare noordelijke  
 uitvaart,  op  de  hoögte  van  Bali’s  noordwestpunt Tandjong Pasir,  
 hare  breedte  slechts  een  paar  kilometers  bedraagt.  Yoor  die uitvaart  
 ligt  Poelo  Tahoean  of  het  Duiveneiland,  dat  aan  zijne  
 westzijde  slechts  een  gevaarlijken  doortocht  hiedt,  waarom  
 de  schepen  steeds  zijne  oostzjjde  kiezen.  In  de  straat  zijn  beide  
 kusten  met  riffen  omzoomd,  terwijl  zieh  in  haar  midden  
 eenige  door  hakens  aangewezen  klippen  verheffen.  Ook  is  de  
 stroom  die  door  haar  nu  van  ’t  noorden  naar  ’t  zuiden,  dan  
 omgekeerd  loopt.,  zoo  onregelmatig,  dat  alle  berekening  faalt.  
 Zij  is  echter  helangrijk  als  de natuurlijke handelsweg tusschen  de  
 havens  van  Java’s  noordkust  en  Australie.  Ook  wordt  zij  beva-  
 ren  door  de  schepen  die  bij  het  invallen van den  westmoeson  zieh  
 beoosten Samarang bevinden en den weg naar den Indischen Oceaan  
 zoeken. 
 "Wij  noemden  reeds  een  paar  malen  de  Java-zee.  Zij  is  het  
 water  dat  Java’s  noordkust  bespoelt  en  heeft  schier  geheel  het  
 karakter  van  een  binnenzee,  dewijl  zij  van  alle  zij den  door  
 de  groote  Soenda-eilanden,  ten  westen  door  Sumatra,  ten  noorden  
 door  Borneo,  ten  oosten  door  Celebes  wordt  ingesloten.  Zij  
 is  over  het  geheel  ondiep, daar zij  slechts den weggezonken bodem  
 die  eenmaal  Java  met  Borneo  en  Sumatra  verbond,  met  door-  
 gaans  minder  dan  50  vademen  water  bedekt.  Doch  de  Java-zee 
 heeft  door  verschillende  kanalen  gemeenschap  met  de  wateren  
 van  den  Stillen  Oceaan,  die  zieh  onder verschillende benamingen  
 van  de  noord-  en  oostzijde  tusschen  de Indische eilanden dringen.  
 In  het  noordwesten  heeft  zij  door  Straat Bangka,  Straat Gaspar,  
 Straat  Karimata  gemeenschap  met de Chineesche zee, die tusschen  
 Sumatra  en  Borneo  vooruitdringt;  in  het  noordoosten  baant  de  
 breede  en  diepe  Straat  van  Makassar, tusschen Borneo en Celebes  
 gelegen,  den  doortocht naar  de  Soeloe-zee of  de  zee  van Celebes.  
 Aan  de  oostzijde,  ten  zuiden  van  Celebes,  vormt  een  Archipel  
 van  ontelbare  eilanden  de  natuurlijke  grens  der  Java-zee,'  die  
 echter  door  de  kanalen  die  deze. eilanden  van  een  scheiden,  en  
 vooral  door  het  breede  vaarwater  längs  de noordkust van F lores,  
 soms  Flores-zee  genoemd,  met  de  zee  van  Banda  gemeenschap  
 heeft.  Deze  kanalen  vormen  dus  de  ha’ndelswegen  tusschen Java  
 en  de  Moluksche  e n ' Papoesche  eilandengroepen  in  de  zooge-  
 naamde  Groote  Oost. 
 Het  klimaat  van  eenig  gewest  is  in  zijn  voornaamste  samenstellende  
 elementen,  warmtegraad,  wind  en  regen,  voornamelijk  
 afhankelijk  van  zijne  ligging,  zoo  met  betrekking tot den evenaar  
 als  tot  de  massa’s  land  en  water  in  zijne  nabijheid.  Geheel  gelegen  
 in  dien  gordel  tusschen  de  keerkringen  waar de  zon op den  
 middag  steeds zoo hoog aan den hemel staat, dat de hoek waaronder  
 hare  stralen  op  aarde  vallen,  nooit  ver  van  den  rechten  hoek  
 afwijkt  en  voor  ieder  punt  eenmaal  in  het  jaar  een  volkomen  
 rechte  hoek w ordt, heeft Java noodwendig een hoogen en vrij gelijk-  
 matigen warmtegraad. Ofschoon eenigszins getemperd door de dichte  
 bosschen  die  zijne  bergen  bedekken,  door de zee die het omringt,  
 door  de  veelvuldige  regens  die  het  drenken,  blij ft de wärmte van  
 het  eiland,  althans  in  de läge vlakten längs het noorderstrand, met  
 haar jaarlijksch  gemiddeldenietverbeneden diederhoogsteisotherme,  
 die op 27.5° Celsius geschat wordt. De heer Maier vond over de jaren  
 1846—1848  voor Batavia eene gemiddelde wärmte van 26.19° Celsius  
 of 79.14° Fahrenheit. Soerabaja schijnt nog iets warmer te zijn;  
 want  de  waarnemingen van den heer Kreyenberg te Simpang, in de  
 nabijheid dier stad, gaven voor 1851  en 1852 eene gemiddelde tempe