
 
        
         
		'Van.  alle  klassen  van  dieren  is  die  der  hexapoda  of  insecten  
 de  talrijkste  in  soorten.  Terwijl  men  van  alle  andere  dieren  te  
 zamen  genomen  misschien  een  100,000  soorten  kent,  wordt  het  
 getal  bekende  insectensoorten  door  sommigen  op 600,000 begroot.  
 Ook op Java is  bet  aantal  insectensoorten  eindeloos.  Om  daarvan  
 althans  een  algemeen  overzicbt te geven, vatten wij ze samen in de  
 groepen der rbynchoten,  tweevleugeligen, schubvleugeligen, recht-  
 vleugeligen, peesvleugeligen, schildvleugeligen en vliesvleugeligen. 
 Tot  de  rbynchoten  bebooren  de  meeste  soorten  van  insecten  
 die  onzen  bijzonderen  afschuw  wekken,  omdat  zij  als  parasieten  
 op  menschen  en  dieren  leven.  In  de  Oost-indische  typen van den  
 beer  van  Pers  wordt  eene  voorstelling  gevonden,  die,  boezeer  
 door  haar  plat  realisme  mishagende,  een  trouw  beeid  geeft  van  
 een  zeer  gewoon  tooneel  uit  bet Javaansche volksleven. Zij draagt  
 ten  titel:  „Javanen,  elkander  reinigende.“  De  Javanen van beide  
 seksen  dragen  lang  boofdbaar,  dat  zij  gewoon  zijn  overvloedig  
 met  olie  te  besmeren.  Men  kan  gemakkelijk  nagaan  dat zulk een  
 Javaansch  hoofd  veelal  rijk  bevolkt is door koetoe’s — den Keder-  
 landschen  naam  behoef  ik  niet  te  noemen. Hieruit is de gewoonte  
 ontstaan,  dat  buren  of  kennissen  bij  onderlinge  bezoeken,  en  
 werklieden  gedurende  den  scbafttijd,  elkander,  niet  zelden  aan  
 den  openbaren  weg,  bet  hoofd  reinigen.  Die  nationale  gewoonte  
 is  zelfs  verheerlijkt  in  de  Javaanscbe  mythologie,  waarin  hoofd-  
 wonden  die  bij  bet  reinigen  der  baren  ontdekt  worden,  meermalen  
 het  middel  zijn  waardoor  ouders  hunne verloren gewaande  
 kinderen  herkennen. 
 Er  bestaan,  zooveel  ik  weet,  geene  waarnemingen  omtrent  
 de  op  Java  voorkomende  bladluizen  (aphidae),  maar  onder  de  
 schildluizen  (coccidae)  heeft  de  Coccus  ficus  (Coccus lacca) eenige  
 aandacbt  getrokken,  omdat  hij  van  eenig  gewicht  is  voor  de  
 mjverheid.  De  wijfjes  van  dit  insect  zuigen  zieh  vast  aan de tak-  
 ken  van  vijge-  en  andere  boomen  en  scheiden  eene  dikVa  hars-  
 achtige  stof  af,  die  zieh  tot  een  broze,  doorsebijnende  zelfstan-  
 digheid,  de  zoogenaamde  gombars  of  gummilacca,  verbardt.  Zij  
 komt  doorgaans  voor  in  den  vorm eener opeenhooping van cellen,  
 die  de  takken  als  een  ring  omgeven,  en  waarvan  elke  cel  de 
 overblijfselen  van  een  vrouwelijk  insect  bewaart,  door  eene  rood  
 gekleurde  vloeistof  omgeven.  Deze  kleurstof,  van  de  bars  afge-  
 zonderd,  levert  de  schoone  roode  verw  die  onder  den  naam van  
 lak  bekend  is  en  de  cocbenille  vervangt,  terwijl de van de kleurstof  
 beroofde  bars  als  schellak  een  bestanddeel  vormt  van  lak-  
 vernissen  en  s^gellak,  of  als  isoleerend  lichaam  bij  elektrische  
 toestellen  wordt  aangewend.  In  Hindostan  en  Siam  wordt  uit  
 dien  boofde  het  insect  kunstmatig  gekweekt  en  veel  zorg aan de  
 zuivering  zijner  voortbrengselen  besteed;  doch  op Java, in welks  
 bosschen  bet  insect  zeer  menigvuldig  voorkomt,  is  het  gebruik  
 der  verwstof  onbekend,  en  is  de  hars  die  men  er  van verkrijgt,  
 wegens  bare onzuiverbeid en siechte bereiding, van geringe waarde.  
 De  Javaan  sebrapt  de  insecten  met  de  ben  omgevende  stof  van  
 de  takken  en  verzamelt  ze  in  dünne  bamboezen,  die  boven  het  
 vuur  sterk  verbit  worden.  De  massa  smelt  daardoor  samen  tot  
 pijpen,  die  onder  den  naam  van  gala-gala  in  den handel komen.  
 De  dus  verkregen  zwarte  schellak  wordt  of  als  zegellak  gebe-  
 zigd,  öf  gebruikt  om  kapmessen  en  dergelijke  in  hunne  heften  
 te  bevestigen.  Het  is  opmerkelijk  dat de Nederlandsche regeering  
 bet  verwante  cocbenille-insect  (Coccus  cacti),  met  de  nopalplant  
 waarop  bet  leeft,  met  groote  moeite  en  kosten  uit  zijn  vader-  
 land,  Amerika,  naar  Java  heeft  doen  overbrengen,  maar  nooit  
 eenige poging schijnt te bebben gedaan om bet op Java inbeemsche,  
 maar  nauw  opgemerkte  product  van den Coccus ficus te veredelen. 
 Eene  andere  groep  der  rhynchoten  vormen  de  homoptören  of  
 cicadarien,  die  op  Java  door vele soorten van de geslacbten L edra,  
 Tettigonia,  Centrotus,  Lystra,  Poeciloptera  en  Cicada  vertegen-  
 woordigd  zijn.  De  cicaden  zijn,  gelijk  ieder  weet,  onvermoeide  
 zangers; men  doet  bun  zelfs geen onreebt door te beweren, dat bun  
 ijver overdrevenis  en  vervelend wordt.  Eene groote en fraaie soort,  
 groen-en-rood  gekleurd  en  met  ondoorzichtige  vleugels,  Tosena  
 fasciata,  geeft  op  Java  in  de  wouden  der  derde  zone,  waar  zij  
 zieh  bij  duizenden  ophoudt,  oorverdoovende  concerten.  Bij  inval-  
 leüde  duisternis verneemt  men plotseling een luid getjilp of gesnor,  
 dat  wijd  en  zijd  door  bet  woud weergalmt,  en  eensklaps  weder  
 ophoudt,  om  na  eene  körte.tusschenpoos  even  plotseling  hervat