
 
        
         
		koopt.  De  overige  ruimte,  met  eene  lange  bale-bale  en  eenige  
 matten  en  kusseng  toegerust,  is  voor  de  opiumrookers  bestemd,  
 die  zieh  niet  laten  afschrikken  door  de  verpeste  lucht,  die  de  
 walm  der  lampen  en  der  opiumpijpen  verspreidt.  In  die  afzich-  
 tige  holen  brengen  de  landbouwer  en  de  koelie,  ten  koste  van  
 hun  gezin,  de  vruchten  van  hun  arbeid  ten  offer,  verteert  de  
 ronggeng  het  loon  der  ontucht  en  zoekt  de  in  zijn  eergevoel  
 gekrenkte,  die  op  wraak  zint,  in  bedwelming  en  opwinding  den  
 moed  tot  het  volvoeren  eener  bloedige  daad.  Men  mag  aanne-  
 men  dat  zelfs  de  kleinste  gift  die  hier  te  bekomen  i s ,  onge-  
 veer  een  vijfde  vordert  van  de  som  die  de  Javaan  tot  het  
 dagelijksch  onderhoud  van  zijn  huisgezin  behoeft,  en dat de landbouwer  
 die  niet  meer  dan  eenmaal  daags  de  hoeveelheid  nuttigt  
 toereikend  voor  eene  enkele  opiumpjjp,  daarvoor  meer  dan  een  
 vijfde  moet opofferen  van  de  gemiddelde  som  die,  na  affcrek  der  
 belastingen,  zijn  rijstoogst  hem  opbrengt.  Is  in  de  laatste  jaren  
 de  bevolking  van  Java  en  het  bedrag  der  loonen  aanmerkelijk  
 toegenomen ,  het  opiumverbruik  heeft  daarmede,  helaas  ! meer  
 dan  gelijken  tred  gehouden.  Terwijl  in  1865  nog  slechts  67,762  
 katti’s  aan  de  pacht'ers  werden  verstrekt,  is  voor  1874  een  bedrag  
 van  135,960  katti’s  voor  de  behoeften  van  Java en Madoera  
 noodig  geacht.  Men  huivert  bij  de  gedachte  aan  de  hoeveelheid  
 ziel  en  lichaam  bedervend  vergift  dat  het  Gouvernements opium-  
 monopolie  onder  de  Javanen  verbreidtj  men  huivert  bij  de  gedachte  
 ,  dat  zulk  een  middel  meer  dan  negen  millioen  moet  bij-  
 dragen  om  Java  in  staat  te  stellen  aan  de  geldelijke  verplich-  
 tingen  die  het  zijn opgelegd, te voldoen ').  Doch het is hier nog de  
 plaats  niet  voor  zulke  beschouwingen;  later kom ik daarop terug. 
 Het  opiumgebruik  is  niet  geljjkmatig  over  geheel  Java  ver-  
 breid.  Ofschoon  de  Regeering  het  voor  eenige jaren  gehuldigd  
 plan  tot  langzame  uitbreiding  der  zoogenaamde  „verboden  krin-  
 gen“  weder  heeft  laten  varen,  zijn  er  nog  altijd  gedeelten  des  
 eilands  waar  aan  den-  pachter  en  zijne  agenten  de  toegang  is 
 *)  Voor  1874  is  de  opbrengst  van  het  opium-monopolie  geraamd  op  f  9,703,470.  
 Hiervan  werden /   7,980,120  bedongen  als  paohtschat,  terwijl  de  overige f  1,723,350  
 de  geraamde  wmst  op  het  te  verstrekken  opium  zelf  vertegenwoordigen. 
 geweigerd.  Slechts  ééne  residentie is in haar geheel voor de opium-  
 verkoopers gesloten, ik  meen de Preanger Regentschappen.  Yoorts  
 strekt  het  verbod  zieh  uit  tot  eenige  aangrenzende  deelen  van  
 Bantam,  Batavia,  Tjeribon  en  Banjoemas,  over  een  deel  van  
 Bagelén,  over  een  paar  districten  van  Probolinggo  en  over .het  
 tot  Soerabaja  behoorde  eiland  Bawean.  In  hoeverre  ook  in  
 die  verboden  kringen opium binnengesmokkeld en gebruikt wordt,  
 is  moeilijk  te  beslissen.  In  het  algemeen  schijnen  de  verbods-  
 bepalingen  günstig  te  werken  in  die  gewesten  die  door  Soen-  
 daneezen  bewoond  worden,  en  men  zegt  dat  de  overtredingen die  
 in  deze  streken voorkomen, gewoonlijk aan de Javanen en vreemde  
 oosterlingen  moeten  worden  toegeschreven,  die  met  de  bevolking  
 vermengd  zijn.  Maar  in  de  eigenlijk  Javaansche  en  Ma-  
 doereesche  gewesten  schijnt  de maatregel  der  verbodsbepalingen  
 grootendeels  door  smokkelarij  verijdeld  te  worden,  zoodat  de  
 schatkist  schade  lijdt,  zonderdat  het  welzijn  der bevolking wordt  
 bevorderd.  Echter  kan  op  het  geisoleerde  eiland  Bawean  en  bij  
 de  schier  geheel  buiten  aanraking  met  de  overige  bevolking  
 blijvende  heidenen  van  het  Tenggersche  gebergte  in  Probolinggo  
 de  werking  der  verbodsbepalingen  bevredigend  genoemd worden. 
 Het  woord  opium  i s ,  zelfs  oüder  de Europeanen, in Indie weinig  
 in  gebruik.  De  Arabieren,  het  woord  van  de  Grieken  over-  
 nemende, spraken het a f i o e n u it, de Portugeezen maakten daarvan  
 a n f i a o ,   en  hieruit  ontstond  am f i o e n ,   dat  in  Indie  bestendig  
 in  de  administratieve  taal gebezigd wordt.  De Javanen, zieh  nader  
 houdende  aan  den  Arabischen  vorm,  spreken  a p j o e n   uit,  maar  
 gebruiken  dit woord  alleen  van  het  ruwe  nog  onbereide  opium,  
 zooals  het  in  den  groothandel  komt.  Om  het  voor  het  gebruik  
 geschikt  te maken,  wordt  het in warm water geweekt en opgelost,  
 door  een  doek  of  een  soort  van  papier  gezift,  en  vervolgens  op  
 een  zacht  vuur  gekookt  en  uitgedampt.  De  dus  verkregen,  op  
 siroop  gelijkende  stof  wordt  tjandoe  genoemd,  en  somtijds,  met  
 koffie  vermengd,  tot  een  drank  bereid.  De  gewone  manier  is  
 echter  de  tjandoe  met  wat  Javaansche  suiker  en  de  zeer  fijn  
 gekorven  bladeren  van  de  awar-awar  (Ficus  séptica?)  of  van  de  
 tabaksplant  tot  een  balletje  ter  grootte  van  een  erwt  te  kneden,