
 
        
         
		zelf,  dat  ook  sirih  en  toebehooren,  tabak  en  seroetoe’s  »)  steeds  
 in  de  .warongs  verkrijgbaar  zijn. 
 Yoor  het  gemis  van  den  prikkel  der  bedwelmende  dranken  
 hebben  vele  Mohammedaansche  volken  vergoeding  gezöcht  door  
 het  gebruik van andere narcotische zelfstandigheden, die, omdat  zij  
 vermoedelijk  aan Mohammed  niet  bekend waren, niet rechtstreeks  
 door  hem  konden  verboden  worden:  de  haschisch  en  het  opium.  
 De  haschisch  of  bang  is  een  harsachtige  stof,  die zieh in de tropische  
 landen  op  de  bladeren  en  stengels  van  de  hennip  ontwik-  
 kelt,  en  wegens  haar  bedwelmend  vermögen  öf met  de  bladeren  
 gekauwd,  öf tot  bereiding  van  een  drank  gebruikt,  öf  eindelijk  
 met  tabak  gerookt  wordt.  Deze  laatste  manier  van  de  haschisch  
 te  gebruiken  is  ook  in  den  Indischen  Archipel  doorgedrongen  *)  
 en  heeft  er  aan  de  cultuur  van  hennip,  onder  den  Hindoeschen  
 naam  gandja,  die  in  het  Javaansch  tot  gSndje  is  verbasterd,  
 eene  zekere  verbreiding  gegeven.  Intusschen  is  mij  omtrent  
 het  gebruik  dezer  stof op  Java  nöoit  eenig bericht voorgekomen,  
 en  ik  spreek  er  hier  dan  ook  alleen  van  om  er  de  aandacht  op  
 te  vestigen  van  hen  die  in  de  gelegenheid  zijn  de  Javaansche  
 gebruiken  na  te  sporen.  Zeker  is  het daarentegen dat het gebruik  
 van  opium  onder  de  Javanen  eene  verbreiding  heeft  erlangd,die  
 een  allerverderfelijksten  invloed  oefent,  de  gezondheid  en  wel-  
 vaart  van  duizenden  knakt  en  het  geluk  van  ontelbare  familien  
 verwoest.  Over  de  vraag  of  ook  een  matig  gebruik  van  opium,  
 behalve  als  geneesmiddel,  voor  alle  personen  en  onder  alle  om-  
 standigheden  bepaald  schadelijk  is  te  achten,  mögen de gevoelens  
 bijna  even  verdeeld  zijn,  als  bij  ons  met  betrekking  tot  de  
 Sterke  dranken  het  geval  is,  omtrent  de  verderfehjke  gevolgen  
 van  het  misbruik  kan  geen  twijfel  bestaan  3).  Met  ten  onrechte  
 zegt  eene  inlandsche  spreekwijze  van  den  overgegeven  opium-  
 schuiver:  „eerst  at  hij  opium,  nu  eet  het  opium  hem.“  Bij  de  
 blijvende  verdooving  en  afmatting,  die allengs  door  het  tot  heb-  
 belijkheid  geworden  gebruik  van  opium  geboren  wordt,  zoekt  
 het  ongelukkige  slachtoffer  te  vergeefs  naar  eenige  opwekking, 
 l)  Zie  bl.  547.  2)  Miquel,  Sumatra.  99. 
 3)  Vgl.  vooral  Dr.  Greiner,  Over  Jand  en  zee.  106. 
 619 
 tot  het  oogenblik  waarop  hem  het  vernieuwd  gebruik  van  het  
 bedwelmend  sap  een  kortstondig  genot  schenkt,  om  hem  daarna  
 in  nog  dieper  eilende  te  doen  wegzinken.  Met  vaalbleek  gelaat,  
 fletschen  en  zielloozen  blik,  ingevallen  kaken,  loödblauwe  lip-  
 pen,  uitgeteerde  ledematen,  wankelende  schieden,  ziet  men  ten  
 laatste  de  slachtoffers  van  het  opium  rondsluipen,  tot  de  dood  
 een  ein de  maakt  aan  hun  ljjden. 
 Maar  onder  de  artikelen  die  in  de  warong  zijn  te  koop  gesteld  
 neemt  het  opium  geene  plaats  in.  De  teelt  van  de  maankop  of  
 papaver,  die  het  gevaarlijk  heulsap  oplevert  (Papaver  somniferum) 
   is  op  Java  ten  strengste  verboden,  en  de  invoer  is  een  
 monopolie  van het  Gouvernement,  dat  de  waar  tegen  zeer  hooge  
 prijzen  overgeeft  aan  Chineesche  pachters,  die  alleen  het  recht  
 tot  verkoop  bezitten.  Wat  het  Europeesch  Gouvernement  tot  
 deze  handelwijze  genoopt  heeft,  hoe  de  geheele  zaak  isingericht  
 en  welke  voordeelen  zij  aan  de  schatkist  oplevert,  behoud  ik  
 mij  voor  in  het  vierde  boek  nader  te bespreken. Hier nog slechts,  
 eer  wij  tot  de  maaltijden  der  Javanen  terugkeeren,  een  enkel  
 woord  over  de  plaats  waar  en  de  wijze  waarop  het  opium  door  
 hen  genoten  wordt. 
 Ik  poogde  den  vrooljjken  aanblik  van  de warong  te  schetsen;  
 de  opiumkit  is  daarvan  het  akelig  tegenbeeld!  De  aanzienlijke  
 Javaan,  gelijk  de  welgestelde  Chinees,  geniet  de  rampzalige  
 weelde  van  het  opium  rooken  alleen  of  in  gezelschap  in  een  
 klein  vertrek  dat  hij  daartoe  in  zjjne  eigene  woning  afzondert,  
 flauw  door  lampen  of  kaarsen  verlieht,  en  met  matten  en  kus-  
 sens  belegd,  waarop  hij  zieh  uitstrekt  om  de  zoete  droomen  en  
 bekoorlijke  visioenen  te  genieten,  die  het  opium  zoo  duur  door  
 de  latere  uitputting  laat  betalen.  Yoor  den  geringen  inlander  is  
 dit  genot  in  den  regel  slechts  te  verwer.ven  in  de  kleine,  
 smerige,  doorgaans  van  bamboe  gebouwde  krotten,  die op schier  
 elken  pasar  gevonden  worden  en  onder  den  naam  van  opiumkitten  
 bekend  zijn.  Die  gebouwtjes  behooren  aan  den  pachter  
 en  staan  onder  toezicht  van  de  politie.  In  een  kleine, met tralies  
 afgeschoten  ruimte  zit  de  bediende  van  den  pachter,  die  voor  
 gereed  geld  het  opium, meestal  in zeer kleine hoeveelheden , ver