
 
        
         
		zend  andere  zaken,  heeft  de  Javaansche taal een onuitputtelijken  
 schatvan woorden en uitdrukkingen voordemeestminutieuseonder-  
 scheidingen,  die  voor  hare  beoefenaars  even  vermoeiend  als  
 vervelend  is. 
 Doch  het  is  tijd  om  van  deze  uitweiding  terug  te  keeren  en  
 nog  op  eenige  andere  sporen  van  den  godsdienst  der  natuurvol-  
 ken  in  het  leven  der  Javanen  opmerkzaam  te  maken.  Het  is  
 zeker niet  te  verwonderen,  dat  de  Javaan,  overtuigd  dat  degees-  
 ten  die  hem  van  alle  zijden  omgeven,  hetzij  dan  al  of  niet  on-  
 der  Allah’s  hoogere  leiding,  een  beslissenden  invloed  op  zijnlot  
 en  leven  oefenen,  bij  al  zijne  uitzichten,  ondernemingen  en  
 twijfelingen,  hunne  gezindheid  tracht  op  te  sporen,  zieh  van  
 hunne  gunst  zoekt  te  verzekeren  en  verlichting  van  zijn  oordeel  
 van  hen  hoopt.  Yanhier  de  aanwending  van  allerlei  middelen  
 om  hunnen  wil  te  verstaan  en  eene  godspraak  te  vernemen. 
 Niet  minder  dan  de  Dajak  en  Battak  hecht  ook  de  Javaan  
 aan  zijne  droomen.  Hij  is  overtuigd,  dat-  hem  niet  licht  iets  
 merkwaardigs  gebeüren  zal,  waaraan  niet  een  voorbeduidende  
 droom  is  voorafgegaan.  Er  zijn  goede  en  kwade  droomen;  droomen  
 zoo  duidelijk,  dat  ook  de  onkundige  daarin  een  bepaalde  
 aanwijzing  vinden  k an , en andere zoo raadselachtig, dat men om ze  
 te  ontcijferen  de  hulp  van  een  uitlegger  of  uitlegster  behoeft.  
 Men  vindt  die  bij  de,  meestal  vrouwelijke, doekoens,  die zelden  
 in  een  dessa  ontbreken.  Zij  kennen  de  krachten  der  kruiden  
 en  weten  eenige  onverstaanbare  rapals  (tooverformulen)  onder  
 het  branden  van  een  reukoffer  uit  te  spreken.  Daar  zij  geacht  
 worden  met  de  geesten  in  nadere  betrekking  te  staan,  worden  
 zij  geraadpleegd  in  allerlei  moeilijkheden,  b.  v.  om  gestolen  
 goederen  op  het  spoor  te  komen,  maar  vooral  ook  om  den  verborgen  
 zin  van  droomen  te  ontsluieren.  Doorgaans  zijn  er  bepaalde  
 dagen,  waarop  zij  voor  weinige  centen  kunnen  geraadpleegd  
 worden. 
 Een  ander zeer gewoon middel om zieh met den wil en de gezindheid  
 der  goden  bekend  te  maken,  wordt  in  de  vlucht  en  het  
 gefluit  der  vogelen  gevonden.  Ieder  weet  van  hoeveel  gewicht  
 de  teekenen  aan  de  vogels  ontleend  voor  de  auguria  der  oude 
 Komeinen  waren;  maar  dat  ook  de  Javaan,  zoowel  als  de  Dajak  
 en  Battak,  zieh  daardoor  vaak  in  zijn  doen  en laten beheer-  
 schen  laat,  is  minder  algemeen  bekend.  Onder  de  vogels  uit  
 wier  geluid  teekenen  worden  afgeleid,  behoort  de  geliefde  
 perkoetoet  of  tortelduif;  maar  er  zijn  bovendien  een  aantal  andere, 
   die  ik  echter  niet  zal  opnoemen,  omdat  mij  alleen  hunne  
 Javaansche  namen,  en  dan  nog  niet  met  genoegzame zekerheid,  
 bekend  zijn1).  Deze  vogel  waarschuwt  voor  gevaar  van  brand,  
 gene  verkondigt  de  nabijheid  van  tijgers  of  slangen,  een  andere  
 geeft  te  kennen  dat  men  door  dieven,  een  vierde  dat  men  door  
 ziekte  en  dood  bedreigd  wordt,  een  vijfde  dat  een  vriend  of  
 bloedverwant  u  om  geld  zal  komen  vragen.  Er  zijn  er  echter  
 ook  wier  gefluit  of gekir  de  voorbode  van  een  goede  tijding  is  
 of  een  gelukkigen  dag  belooft. 
 Onder  de  talrijke  bijzonderheden  die  hier  nog  zouden  kunnen  
 worden  aangeroerd,  verdient  voorts  de  omineuse  betee-  
 kenis  vermeld  te  worden  die  aan  zekere  trillende  bewegin-  
 gen  der  zenuwen  in  lippen,  wenkbrauwen  of  andere  deelen  
 van  het  gelaat,  en  andere  verschijnselen  van  dien  aard  
 wordt  toegekend.  Maar  geen  bijgeloof  is  algemeener  dan  dat  
 betreffende  gelukkige  en  ongelukkige  dagen.  De  Javaan  heeft  
 een  bijzonder  middel  om  zieh  van  de  dagen  te  Vergewissen, die  
 een  goeden  uitslag  aan  eenige  onderneming  beloven.  Hij  bezit  
 dit in  zijn  pawoekon  of  woeköe-berekening.  De  week  van  zeven  
 dagen  is  op  Java  sedert  overoude  tijden  bekend,  en  draagt  er  
 den  naam  van  woekoe.  Men  gebruikt  echter  dit  woord  thans  
 alleen  nog  in  betrekking  tot  een  cyclusvan  30  weken,  die ieder  
 hären  eigen  naam  dragen  en  onder  den  invloed  van  een  bijzon-  
 dere  oud-Polynesische  godheid  of  geest  staan.  Yan  de  eigen-  
 schappen  dezer  geesten  hangt  het  af,  of  de  dagen  waarover  zij  
 heerschen,  voor  eenige  onderneming  günstig  of  ongunstig  zijn.  
 Intusschen  komt  bij  een  pawoekon  nog  menige  combinatie  met  
 andere  tijdkringen,  b.  v.  de  passar- of marktweek van vijf dagen,  
 in  aanmerking.  Doch  ik  zou  vreezen  den  lezer  te  vervelen  door 
 ')   Zie  hierover  T.  ».  N.  I .   1870,  I,  275;  Meded.  X.  68.