
 
        
         
		Bantam.  Van  dit  punt  af buigt  zieh  dekust  van  Bantam  eenigs-  
 zins  binnenwaarts  en  vormt  een flauwe  bocht tot Tandjong Sodon  ,  
 gelegen  ter  plaatse  waar  de  landengte  aanvangt  die  den  zuidwestelijken  
 uithoek  van  Java,  waarbij  wij  onzekustvaart begonnen, 
   met  den  vasten  walverbindt.  Yoor de kust liggen hier de on-  
 bewoonde  eilanajes  Poelo  Tindjil  of  Travers-,  bij  verbastering  
 Trouwers-eiland,  en  Poelo  Deli  of Kalapa.  Een  kleine bocht  aan  
 de  zuidkust  des  zuidwestelijken  vleugels  van  het  schiereiland  
 gevormd,  begint  bij  Tandjong  Pangaroken  eindigt  bij  Tandjong  
 Sangjang  Sira  of  Palembang’s  punt,  Java’s  zuidwestelijken  uithoek, 
  terwijl vandaar de kust weder noord-noordwestwaarts omloopt  
 tot  Java’s  Westhoek  of  Javahoofd,  welke  hoek  door  een  bijna  
 rechte  lijn  met  Tandjong  Koelon  of  de  eerste  punt  aan  de  in-  
 vaart  der  Behouden  Passage  verbonden  is. 
 D E E D E   H O O PD S T U K . 
 Gesteldheid  van  den  Bodem. 
 Wie  den  blik  werpt op  een kaart waarop  het  terrein  van  Java  
 met  vereischte  duidelijkheid  is voorgesteld,  en  zieh  dan  voor  de  
 verbeelding  brengt,  hoe  het  zieh  aan  hem  zou  voordoen,  indien  
 hij  het  als  in  vogelvlucht  van uit  de hoogte  kon  gadeslaan, moet  
 getroffen  worden  door  het  groot  verschil  in  vobrkomen  tusschen  
 de  westelijke  en  oostelijke  helft  van  het  eiland.  De  westelijke  
 helft  bestaat  uit  een  massief  bergland,  waarvan  een  verbazend  
 aantal  vulkanische  kegels  de  hoogste  toppen  vormen,  een  bergland, 
   wel  hier  en  daar  door  diepe  dalen  gegroefd  en  elders  
 grootere  of  kleinere  plateaux  vormend,  maar  nergens  door  tus-  
 schenliggende  vlakten  of  läge  landen afgewisseld.  Alleen  aan  den  
 noordelijken  voet  der bergen  —  de  läge streken aan  de westkust, 
 [tan  de  Zand-  en  Peperbaaien,  verdienen  hier  wegens den gerin-  
 gen omvang nauw in aanmerking  te  komen — is  een  breede  zoom  
 Hran  alluvialen  grond gelegerd, die zieh van  daar  tot  aan het  noor-  
 Iderätrand  uitstrekt  en  op  sommige  plaatsen  ongeveer  een  derde  
 [der  breedte  van  het  geheele  eiland  beslaat.  De  rivieren  die zieh  
 feen  bed  door  dat  bergland  gegraven  hebben,  vloeien  meest  
 londer  sterke  kronkelingen  naar  het  noorden  of naar  het zuiden.  
 jD e   aanzienlijkste,  zooals  de  Tji  Taroem  en  Tji  Manoek,  vindt  
 men  allen  aan  de  noordzjjde,  omdat  hier  de  alluviale  vlakten  
 T ia a r   eene  gelegenheid  geven  tot  breedere  ontwikkeling van hären  
 |oop  die  aan  het  steil  naar  zee  afvallende zuiderstrand ontbreekt.  
 iDeze  terreinformatie  strekt  zieh  echter  niet  even  kennelijk  over  
 [de  geheele  westelijke  helft  des  eilands  uit.  Zjj  reikt  strikt  ge-  
 pomen  niet  verder  dan  het  gebied  der  Soendalanden,  tegen  het  
 ■eigenljjke Java in het noorden door de Tji Losari, in het zuiden door  
 ■ d e   Tji  Tandoewi  begrensd.  Yan hier  tot  aan  eene lijn die over den  
 ■Oengaran,  den  Merbaboe  en  den  Merapi  van  het  noorder-  naar  
 ■ h e t  zuiderstrand  wordt  getrokken ,■  en  veelal  als  de  grens  tus-  
 ■schen  Oost-  en  West-Java  wordt  aangenomen,  vertoont  zieh ook  
 Haan  de  zuidkust  een  gordel  van aangeslibd, laag, moerassig lan d ,  
 ■zieh  uitstrekkende  van  de  Tji  Tandoewi  tot aan de Oepak, zoodat  
 ■op  dit  smalste  gedeelte  des  eilands  het  bergland  ten  noorden  
 ■ e n   ten  zuiden  door  een  alluvialen  gordel  omzoomd  is.  Eerst 
 ten  oosten  van  den  Merbaboe  en  Merapi  vertoont  zieh  de  eigen-  
 aardige  terreinformatie  van  Oost-Java.  Hier  zijn  de  vulkanen  
 ■minder  talrijk',  minder  opeengedrongen,  meer  geisoleerd.  Zij vor-  
 ■men  op  zieh  zelf  staande  stelsels,  afgewisseld  door  breede  dalen  
 l e n   vlakten,  waardoor  zieh  tusschen  en  om  de  bergen  heen  ri-  
 vieren  kronkelen,  die  juist  aan  deze  omstandigheid  een  veel  
 ■längeren  loop  verschuldigd  zijn,  dan  waarop  eenige  rivier  van 
 ■  West-Java  kan  bogen.  De  zuidkust  is,  wel  is  waar,  met  uit- 
 ■  zondering  der  alluviale  vlakte  van  Lemadjang  en  Poeger  in 
 ■  den  oosthoek,  ook  hier  geheel  met  kalkgebergten  bezet,  maar 
 ■  uitgestrekte  vlakten  slingeren  zieh  om  den  Lawoe,  den  Wilis, 
 ■  den  Kawi  en  Keloet,  en  worden  door  de  Solo-rivier  met  hären 
 ■  zijtak  de  rivier  van  Madioen,  en  door  de  Brantas  of  rivier  van 
 4