
bepalen. De wajang in hare verschillende vormen, de wajang
bfebfer uitgezonderd, schijnt oorspronkelijk meer in het eigenlijk
Java, de topeng meer in de Soenda-eilanden te huis tebehooren,
en het komt mij voor, dat het op eene verwarring van beide
berust, wanneer somtijds verzekerd wordt, dat de door menschen
vertoonde wajang bijzonder bij de Soendaneezen geliefd is. Thans
is de wajang ook op West-Java bekend, en zeker is het dat de
topfeng zieh ook naar Oost-Java verbreid heeft *), maar de nieuwig-
heid der wajang wong schijnt niet in den smaak gevallen te zijn
van den conservatieven Javaan, en alleen nog aan het hof van
Jogjakarta moet zij somtijds vertoond worden. De onderwerpen
zijn dan dezelfde als bij de wajang poerwä; de begeleiding be-
staat in de gamelan salendro en de vertooning heeft plaats
bij nacht.
Wanneer wij de topfeng, als eigenlijk buiten verband met de wajang
staande, en de wajang beber, als van zeer ondergeschikt belang,
ter zij de stellen, zullen wij de wajang poerwä en gedog, de wajang
karoetjil en de wajang wong als de drie trappen in de ontwikkeling
van het Javaansche tooneelspel kunnen beschouwen. Of de platte
poppen van de wajang poerwä en gedog oorspronkelijk eene
meer menschelijke gedaante hadden, kunnen wij daarlaten; maar
voor eene vertooning die, zooals de naam en de geheele toestel
aanduidt, in hären oorsprong niets dan een vertooning van
schaduwen op een verlieht scherm, zooals die onzer Chineeeche
schimmen, zijn moest, waren die platte poppen geheel toereikend.
Werkelijk schijnt het nog heden een belangrijk deel der kunst
van den dalang te zijn, zijne poppen zoo te plaatsen en te bewegen,
dat haar vorm en hare gebaren zieh zoo duidelijk moge-
lijk op de kelir afteekenen. Men zegt dan ook dat de wajang
oorspronkelijk alleen ten gevalle der vrouwen vertoond werd; en
deze, zooals wij zagen, zitten nog vöör het scherm, waarachter
zieh de dalang bevindt.
De zucht van den Javaan naar fantastische verhalen noopte
hem echter om ook dan in de voordracht van den dalang een
welgevallen te vinden, wanneer hij de schaduwen der poppen
minder goed kon gade slaan. De mannen begonnen zieh dus ook
achter het scherm om den dalang te verzamelen, en de voordracht
van het stuk werd daardoor meer en meer hoofdzaak.
Zij werd gedurig vrijer en meer en meer met snäkerijen en
kwinkslagen, vaak van den grofsten en meest onkieschen aard,
gekruid. En daar er nu ook toeschouwers waren die niet de
schaduwen, maar de poppen zelven te zien kregen, begon men
die poppen te beschilderen en te vergulden, opdat zij den toeschouwers
meer behagen mochten. Voor de vertooning der
schimmen wäre dit niet noodig geweest, want dat men, zooals
vele Javanen beweren, ook aan de schaduw zien kan of de pop
al of niet verguld is , kan men veilig' voor een sprookje houden.
Men moest in dezen stand van zaken wel op het denkbeeid
komen om het scherm geheel ter zijde te laten en de platte
poppen door ronde te vervangen. Doch de heiligheid toegekend
aan de oude wajang, waarvan Raden Pandji Koedä-wanengpati
zelf als de uitvinder beschouwd wordt ') , was oorzaak dat de
nieuwe soort van vertooningen nooit het aanzien kreeg der oudere
en tot onderwerpen uit de latere geschiedenis beperkt bleef. Het
was eene poging tot hervorming en volmaking, maar in den
grond een mislukte poging, ofschoon men de nieuwe vinding
trachtte aan te bevelen door haar een bovennatuurlijken oorsprong
toe te kennen. De legende daaromtrent, hoewel met eenige ver-
scheidenheid verhaald, komt op het volgende neder.
Een echtpaar woonde aan den oever eener rivier. Terwijl de
vrouw op zekeren morgen bezig was hare rijst te wasschen,
werd zij door een drijvenden boomstam in haar werk gestoord.
Herhaaldelijk poogde zij dien boom van zieh te duwen, maar
telkens keerde hij terug; eindelijk werd zjj ongeduldig en sleepte
hem op den wal.
Na drie dagen had zij een droom. Zij vernam de stem van
iemand die weende en smeekte om te worden binnen gelaten,
omdat hij het niet langer in den boom kon uithouden. De vrouw