
 
        
         
		riviertjes,  die  zieh  onder  den  naam  van  Kali  Misini  vereenigen  
 en  naar  het  zuiderstrand  afvloeien.  In  dezelfde  vlakte  worden  
 nog  een  aantal  andere  rawa’s  van  geringere  uitgestrektheid  aan-  
 getroffen. 
 Dieper  in  het  binnenland,  in  het  Samarangsch  regentschap 8a-  
 latiga,  ligt  eene  andere  bekende  rawa,  maar  die  bij uitzondering  
 van  vulkanischen  oorsprong  is,  de  rawa  Pening.  Deze  rawa  is  
 het  diepste  zuidoostelijke  gedeelte  van  den  ketel  van  Ambarawa, 
   een  vlakken  dalgrond  van  rondachtigen  vorm  tusschen  
 den zuidehjken en zuidoostelijken voet van den Oengaran en de noor-  
 dehjke voorbergen van den Merbaboe, 1400 voet boven de oppervlakte  
 der  zee.  De  ketel  van Ambarawa is de grootste vulkanische bodem-  
 verzakking  die  Java heeft aan te wijzen, en is van soortgehjken oorsprong  
 als de groote meren van Manindjoe en Singkarah op Sumatra;  
 ongetwijfeld  zou  zieh  ook  hier  door  den  njken  toevloed  van  
 water  een  eigenbjk meer  gevormd  hebben,  indien  bet  water  zieh  
 niet  door  een  smalle  rotskloof  een  doortocht  gebaand  had  naar  
 bet  noordoosten,  de  Kali  Toentang  genaamd.  Een  groot gedeelte  
 van  den  dalbodem  van  Ambarawa  is  veenachtig en bestaat slecbts  
 uit  een  turfkorst  ter  dikte  van  7  tot  20 voeten.  In 1838 barst-  
 te  deze  turfkorst  op  eene  plaats  waar  de  dikte  7  ä  10  voetbe-  
 droeg,  en  verbief zieh  eene  piek  van  omstreeks  duizend  voet  in  
 doorsnede  tot  een  zeer  stompen  kegel  ter  boogte van dertig voet,  
 met  loodrecht  afgebroken,  zeven  voet  dikke  wanden,  terwijl  uit  
 het  middelpunt  de  veengrond  uitvloeide. 
 De  Toentang  krijgt,  na  den dalketel verlaten te hebben, al spoe-  
 dig  het  karakter  van  een  onstuimigen  bergstroom,  die  talrijke  
 kleine  watervallen  vormt.  Na  de  uitgestrekte  alluviale  vlakte  
 bereikt  te  hebben,  die  zieh  längs  den  linkeroever van de Tangoei  
 Angin  en  verder  westwaarts  längs  bet  strand  tot  Samarang  uit-  
 strekt,  neemt  zij  den  naam aan van Kali Sampangan en stört zieh  
 beneden  Demak,  naar  welke  plaats  zij  ook  rivier van Demak ge-  
 noemd  wordt,  ten  zuiden  van  den  mond der Tangoei Angin in de  
 Java-zee.  De  rawa  Pening  vormt  met  de  Kali  Toentang  de  bekende  
 positie  die  als  een  der  gewichtigste  punten  voordeverde-  
 diging  van  Java  bescbouwd  wordt.  Bij  Ambarawa,  aan  de westzijde  
 van  bet  moeras,  is  de  vesting  Willem  I   gebouwd,  die  de  
 hoofdversterking  dezer  positie  uitmaakt ,  doch  in  1865  door eene  
 aardbeving  zware  schade  beeft  geleden,  terwijl  het  verder  zuid-  
 waarts  gelegen  geretranebeerd  kamp  van  Banjoe  Biroe  geheel  
 werd  verwoest. 
 Een  dergelijken  oorsprong  als  de  dalketel van Ambarawa beeft  
 ook  de  Dano  in  Bantam.  Zij  wordt  ömsloten  aan  de  westzijde  
 door  het  Anjersche  gebergte,  aan  de  oostzijde door de voorbergen'  
 der  uitgedoofde,  door  een  diepe  kloof  gescheiden  tweelingsvul-  
 kanen  Karang  en  Poelasari,  de  eenige  kegelbergen  die  in  de  
 residentie  Bantam  gevonden  worden.  Naar  de  westzijde  heeft  zij  
 een  uitwatering  door  een  spieet  in  de  diepste  plaats  van  den  
 kringvormigen  rand  die  haar  omgeeft.  Eenmaal  was  deze  ketel  
 geheel  met  water  gevuld  en  vormde  hij  een werkelijk meer, zoo-  
 als  de  naam  Dano  nog  aanwijst,  maar  allengs  werd  hij  ondieper  
 en  raakte  bij  met  slijk  opgevuld.  Hij  vertoonde  zieh  toen als een  
 groote  kom met  een  weeken  en  slibberigen  bodem,  nog  gedeel-  
 telijk  met  water  gevuld,  waaruit  eenige  vlakke  met  boomen  
 begroeide  eilandjes  oprezen,  en  wemelende  van  krokodillen.  
 De  toenemende  verslijking  wordt  grootendeels  toegesebreven  aan  
 het  aanhoudend  opwellen  van  beete  modder  uit  de  onpeilbaar  
 diepe  kolk  Pinasa,  in  bet  midden  van  den  ketel  gelegen.  Thans  
 is  de  Dano,  door  tussebenkomst  van  bet  Gouvernement,  door  
 de  droogmaking  van  duizenden  bouws  in  eene  seboone,  vrucht-  
 bare  vlakte  bersebapen,.  die,  van  de  hellingen  van  den  Karang  
 gezien,  een  prächtig natuurtooneel  oplevert,  maar  in  wier  midden  
 nog  steeds  warm  water  met  slijk  gemengd  opborrelt. 
 Ook  in  Java’s  Oostboek  wordt  een  meer van soortgelijken  oorsprong  
 aangetroffen,  de  Eanoe  Kelindoengan  of  het meer  van  
 Grati,  beroemd  door  zijne  krokodillen,  zijne  visschen  en  detal-  
 looze  eenden  die  over  zijne  oppervlakte  zweven  en wier gezouten  
 eieren  heinde  en  ver  verzonden  worden.  Het meer  ligt  in  Pa-  
 soeroean,  aan  den  voet  der  noordelijke  uitloopers  van  den  Te-  
 nger,  en  wordt  voor  een  der  vroegere  punten van eruptie van dat  
 gebergte  gebouden.  Het  wordt  omsloten  door  een  laag  heuvel-  
 achtig  terrein,  dat  uit  tracbiet-conglomeraat,  vulkanisch  puin  en