
 
        
         
		gebruik  verouderde,  dikwijls  door  den  zanger  zelven  niet  recht  
 verstane  woorden  en  uitdrukkingen  gebezigdj  en  de  zinbouw  
 niet  zelden  ten  behoeve  der  maat  verknoeid,  is  soms  in  hooge  
 mate  duister.  Eene  tjarita  pantoen  in  proza  i s ,  volgens  den beer  
 Grashuis,  een  zeldzaamheid;  en  ook  andere  tjarita’s  of  verbalen  
 van  vreemde  berkomst,  doorgaans  zoo  het  schijnt  tot  de Hoham-  
 medaansche profeten-legende beboorende, alsmede de in den mond des  
 volks  levende  dongengs  of  vertellingen  en  fabelen,  worden  
 slechts  bij  uitzondering  in  proza  neergescbroven.  De  gedickten  
 zijn  vermoedelijk  voor  een  deel  langen  tijd  door  overlevering  
 voortgeplant,  en  door  iederen  volgenden  opzinger  naar willekeur  
 gefatsoeneerd,  eer  zij  in  schrift  zijn  gesteld,  wat  eerst  in  de  
 laatste  ja ren ,  toen  de  beer Holle  zieh  de  Soenda-literatuur begon  
 aan  te  trekken,  en  bet  Gouvernement haar  in het belang  van het  
 onderwijs  eenige aanmoediging  en  bescherming  schonk,in  zwang  
 is  gekomen. 
 Ofschoon  ook  in  de  hier  vluebtig  gesebetste  volksliteratuur de  
 invloed  van  den  Islam  zeer  merkbaar  is  en  sterker  dan  in  de  
 Javaansche  literatuur  uitkomt,  is  zij toch zeer verschilfend van de  
 literatuur  van  den  santri,  de  religieuse  literatuur,  die,  als  
 g e s c h r e v e n   literatuur,  misschien  tot eenigszins vroeger tijdvak  
 opklimt,  ten  minste  indien  wij  daartoe  de  Pernata  istri,  d.  i.  
 de  lessen  voor  vrouwen,  rekenen  mögen,  die  in  bet  jaar  1808  
 zijn  opgesteld,  en  die  de  beer  Grashuis  bet  oudste  hem bokende  
 Soendaneesche  werkje  noemt  ‘).  In  dit  geschrift  wordt  de  Pro-  
 feet  sprekende  ingevoerd,  en  hij  geeft  daarin  onderriebt  aan  
 zijne  doebter  Patimah  omtrent  de  plichten  die  zij  jegens hären  
 echtgenoot  en  jegens  God  te  vervullen  heeft.  Intusschen  is  ook  
 dit  geschrift  een  wawaijan  of  gedieht,  terwijl  de  santri-litera-  
 tuur  vin  den  regel  in  proza  vervat  is.  Zij  is  bijna  altijd  van  
 Arabischen  oorsprong,  hetzij  zij  reebtstreeks  uit  het  Arabisch is  
 vertaald,  hetzij  naar  Javaansche  of Maleische vertalingen gevolgd.  
 Tot  die  literatuur  bebooren  de  interlineaire  vertalingen,  die  in  
 Arabische  geschriften  worden  aangetroffen,  en  voorts  vooraldrie 
 *)  Zedeleer  naar  Ghazzáli.  Soendanesche  tekst. Aant.  X. 
 handboekjes,  waarvan  de  kitab  pakib,  nevens  een körte ontwik-  
 keling  der  geloofsleer,  vooral  het  religieuse  recht,  de kitab oe-  
 soel,  naar  Sanoesi gevolgd, meer uitvoerig de leer aangaande God,  
 Zijne  eigenschappen  en  openbaring,  en  de  kitab  tasaoep  de  
 mystische  leer  van  den  beroemden  Mohammedaanschen  Godge-  
 leerde  Ghazzáli,  die  in  den  ganschen  Indischen  Archipel  in  
 hoog  aanzien  staat,  bevat‘).  Daarnevens mögen ook Soendasche  
 bewerkingen  van  onderscheidene  Arabische  hikajats,  verhalen  
 aangaande  Mohammedaansche  geloofshelden,  vermeld  worden.  
 De  beste  prozaschriften  zijn  zeker  die  welke  in  den  jong-  
 sten  tijd  door  den  Hoofd-pangoeloe  van  Limbangan,  Raden  
 Hadji  Moehammad Moesa  zijn  opgesteld.  Ofschoon  deze  Schriften  
 het  aanzijn  aan  de  aanmoediging  van  het  Gouvernement  te  
 danken  hebben,  en  dus  natuurlijk  alles  vermijden  wat  aanstoot  
 zou  kunnen  geven,  moeten  zij  toch,  zooals  van  den  persoon  des  
 schrijvers  te  wachten  was,  tot  de  Mohammedaansche  of  santri-  
 literatuur  gerekend  worden. 
 Voor  het  schrijven  van  de  nieuwere  Soendasche  literatuur  
 heeft  men  deels  van  het  Javaansche,  deels  van  het  Arabische  
 alfabet  gebruik  gemaakt.  Om  het  Javaansch  alfabet  voor  het  
 schrijven  der  Soendasche  taal  wat  beter  geschikt  te maken, heeft  
 men  twee  medeklinkers  doen  wegvallen  en  eenige  andere  kleine  
 wijzigingen  ingevoerd  2).  Geschriften  van  religieusen  aard  worden  
 bij  voorkeur  in  pégon,  d.  i.  met  het  Arabische  alfabet  geschreven. 
   Daar  het  Javaansche  sGhrift  de  uitspraak  van  het  
 Soendaasch  niet  zeer  juist  teruggeeft,  schijnt  .het  gebrnik  
 van  ons  letterschrift,  waarvan  in  den  laatsten  tijd  meer  en  
 meer  voorbeelden  voorkomen,  voor  deze  taal  bjjzondere  
 aanbeveling  te  verdienen. 
 x)  De  kitab  pakih  werd  door  den  heer  v.  Liraburg  Brouwer  in  *t  Soend.  met Holl,  
 vertaling  uitgegeven  in  D.  XIX  van  het  Tijdschr.  v .  h.  Bat.  Gen;  de  heer  Grashuis  
 gaf  den  Soend.  tekst  van  de  kitab  tasaoep  onder  den  titel  »zedeleer  naar  Ghazzáli»  
 in  pégon  en  met  inleiding  en  aanteekeningen  in  1874  te  Leiden  in  het  licht.  Kort  
 daarna  schonk  ons  de  heer  Grashuis  een  Soendaneesch  leesboek,  dát  ons  de  Soendasche  
 literatiiur  door  volledige  mededeeling  van  eenige  kleinere  stukken  en  fragmenten  uit  
 onderscheidene  grootere  Schriften  nader  leert  kennen. 
 2)  Zie Roorda’s  Inleiding op  Nederd.  Mal.  en  Soend. Woordb. van de W ilde, bl, XIV.