
 
        
         
		haar  is  hoog  boven  de  wenkbrauwen.  De  borst  en  ledematen  
 zijn  weinig  of  niet  behaard,  en  ook  het  gelaat  is  doorgaans  
 baardeloos.  Bij  de  Javanen  hebben  echter  vele  mannen  een  
 dünnen  knevel,  dien  zij  met  groote  zorg  kweeken  en  waarop  
 sommigen  niet  weinig  trotsch  zijn. 
 De  volken  van  het  Maleische  ras  zijn  in  het  algemeen  klein,  
 en  hunne  gemiddelde  lengte  is  aanmerkelijk  beneden  die  der  
 Europeanen.  Echter  bestaat  ook  in  dit  opzicht  eenig verschil.  De  
 Soendanees  is  in.  het  algemeen  kleiner  dan  de  Javaan en bereikt  
 zelden  de  lengte  van  vijf  voet;  daarentegen  is hij  meer  ineenge-  
 drongen,  meer  gespierd,  grover  en  sterker  gebouwd.  De Javaan  
 is,  hij  eenigszins  grootere  lengte,  ranker,  tengerder,  meer  ver-  
 fijnd,  ofschoon  de  borst doorgaans  goed  ontwikkeld  is.  Vooralis  
 de  middel  der  vrouwen  hij  hen  aanmerkelijk  dünner.  De  
 ledematen  van  den  Javaan  zijn  meestal  schraal,  de  handen  en  
 voeten  klein,  het  gebeente  fijn,  de  gewrichten  bijzonder  lenig.  
 De  Madoerees  komt  in  lengte  overeen  met  den  Javaan,  maar  
 is  even  zoo  grof  gebouwd  en  zoo  gespierd  als  de  Soendanees.  
 Men  wachte  zieh  echter  die  uitdrukkingen  anders  dan  in  betrek-  
 kelijken  zm  op  te  vatten.  In  vergelijking  met  de  Europeanen  
 is  de  inboorling  van  Java  in  het  algemeen  klein  en  fijn.  In  zijne  
 bewegingen  is  hij  echter  niet  vlug;  hij  staat  in  dat  opzicht  ver  
 hij  den  Hindoe  achter. 
 De  gelaatstrekken  van  de  bewoners  van  Java  zijn  in  het  algemeen  
 die  van  het  Maleische  ra s,  doch  ook  hierin  openbaren  
 zieh  verschillen.  Het  voorhoofd  van  den  Javaan,  vnj  hoog  en  
 breed,  wijkt  eenigszins  achteruit,  terwijl  het  zieh  met  zachte  
 ronding  naar  kruin  en  slapen  ombuigt.  De  oogen,  door  dünne,  
 gebogen  wenkbrauwen  gedekt,  puilen  daardoor  vnj  sterk  uit,  
 meer  althans  dan  bij  den  Soendanees,  ofschoon  in  het  algemeen  
 minder  dan  bij  den  echten  Maleier.  De  oogspleet,  die  bij  de  
 Maleische  volken  doorgaans  nauwer  dan  bij  de  Europeanen,  
 maar  wijder  dan  bij  de  meeste  Aziaten  en  in  zeer  geringe mate  
 schuin  van  stand  is,  schijnt  bij  Madoereezen  en  Javanen  doorgaans  
 vnj  ruim  en  horizontaal  te  zijn,  terwijl  bij  de  Soenda-  
 neezen  de  schuinsche  stand  duidelijk  wordt  waargenomen.  De 
 neus  is  bij  het  ras  vrij  klein, niet uitstekend, van boven p la t, ove-  
 rigens  recht met  eenigszins  afgeronde  punt  en metbreede vleugels  
 enwijde,  vrij  sterk geopende neusgaten.  Bij  de  Javanen  echter be-  
 antwoordt  hij  niet  altijd  aan  deze  beschrijving,  daar  hij  bij  hen  
 dikwijls  gebogen  is  en  zelfs  een  haviksneus  kan  genoemd  worden; 
   bij  de  Soendaneezen  daarentegen  is  hij  doorgaans  kort,  
 plat  en  breed.  De  mond,  bij  alle  Maleische  volken  groot,  met  
 dikke  . doch  welbesneden  lippen,  is  bij  de  Javanen  grooter  en  
 meer  vooruitstekend  dan  bij  de  Soendaneezen.  Fraaie,  witte  
 tanden  zouden  aan  al  deze  volken  gemeen  zijn,  zonder  de  af-  
 schuwelijke  gewoonte  om  de  tanden  af  te  vijlen  en  zwart  te  
 maken.  Bij  het  geheele  ras  zijn  de  jukbeenderen  sterk  ontwikkeld  
 en  is  het  overigens  ovale  gelaat  in  de  bovenwangstreek  
 breed;  maar  de  Madoereezen  zijn  bij  uitnemendheid  door  sterk  
 uitpuilende  jukbogen  gekenmerkt,  terwijl  bij  de  Soendaneezen  
 het  gelaat  iets  Vierkants  heeft,  dat  bij  de  Javanen  niet  zoo  ge-  
 vonden  wordt.  In  het  algemeen  zijn  bij  den  Soendanees  de  gelaatstrekken  
 onbeduidend  en  wezenloos,  terwijl  zij bij den Javaan  
 en  Madoerees veel  meer karakter  uitdrukken. 
 De  vrouwen  staan  op  Java  in  het  algemeen  genomen  in  wel-  
 gemaaktheid  bij  de  mannen  achter;  die  der  lagere  volksklasse  
 althans,  dagelijks  aan  de  lucht  blootgesteld  en  tot zwaren arbeid  
 geroepen,  verliezen  doorgaans  alle  bekoorlijkheid, zoodra de vaag  
 der  jeugd  voorbij  is,  en  worden  bij  klimmende  jaren  meestal  
 afzichtig  leelijk.  Onder  de  vrouwen  en  dochters  der  hoofden  en  
 aanzienlijken,  die  zieh  doorgaans  in  huis  houden,  is  schoonheid  
 minder  zeldzaam.  Tot  het  ideaal  daarvan  behoort  bij  de Javanen  
 eene  goudgele  lichaamskleur. 
 In  het  algemeen  schijnt  de  gegeven  schets  het  meermalen  
 uitgesproken  oordeel  te  bevestigen,  dat  de  echte  Javaan  meer  
 dan  de  Soendanees  en Madoerees  overeenkomt met  de  eigenlijke  
 Maleiers,  die  hun  naam  aan  het  gansche  ras  hebben  medege-  
 deeld.  Het  verdient  dus  opmerking,  dat  de  Javanen  en Maleiers  
 op  ongeveer  gelijken  trap  van  beschaving  staan  en  daarin  de  
 meeste  overige  volken  van  het  ras  overtreffen,  terwijl  bij  beide  
 invloed  van  en vermenging met Hindoes,  ofschoon  niet in dezelfde 
 19