
 
        
         
		weten  te  kiezen,  dan  deEngelsche  „a Standard-work. “ Ik wensch-  
 t e ,  d a t,  wanneer  iemand  vroeg,  ' welk  werk  hij  moet  lezen  
 om  op  de  hoogte  onzer  tegenwoordige  kennis  van  Java  en  de  
 Javaansche  toestanden  gebracht  te  worden,  men-niet  zou  behoe-  
 ven  te  aarzelen  om  hem  naar  het  mijne  te  verwijzen.  Men  
 achte  die  verklaring  niet  aanmatigend.  Men  kan  zeer  wel  het  
 bewustzijn  in  zieh  omdragen  van  naar  het  hoogste  gestreefd  te  
 hebben,  en  tevens  gevoelen,  zooals  ik het  gevoel en betreur, dat  
 men  zijn  ideaal  öp  verre  na  niet  heeft  bereikt.  Een groot gebrek  
 kleeft  in  ieder  geval  aan dit werk ,  dat het mij onmogelijk was weg  
 te  nemen:  het  is  de  vrucht  van  boekenstudieI  niet  van  eigen  
 aanschouwing.  Nogtans  zend  ik  dit  eerste  deel  met  eenig  ver-  
 trouwen  de  wereld  in;  want  hoe  oneindig  veel  er  ook  aan  mijn  
 werk  ontbreken  möge,  ik  ben  mij  bewust  dat  ik er geene moeite  
 en  zorgen  aan  gespaard  heb,  en  dat  ik  de  eerste ben die er naar 
 gestreefd  heeft,  een  a l g e m e e n   en samenhangend overzicht te geven 
 van  hetgeen  wij  thans  van  Java  kunnen  weten. 
 Leiden, . , 
 17  J a n u a x i,  1875. 
 P.  J.  V e t h . 
 EERSTE  BOEK.  
 G E O G R A P H I E . 
 E E R S T E   H O O FD S T IT K . 
 Ligging,  KLimaat. 
 Onder  de  eilanden van  den Indischen Archipel, die zieh, volgens  
 de  schilderachtige  uitdrukking  van  een  bekend  schrijver,  als  
 een  gordel  van  smaragd  om  den  evenaar  slingeren,  is  Java  
 niet  het  grootste:  het  wordt  in  dit  opzicht  door Borneo, Meuw-  
 Guinea,  Sumatra  en Celebes overtroffen: maar het is in schier ieder  
 opzicht  het  gewichtigste.  Het  heeft de merkwaardigste lotwisselin-  
 gen  ondergaan,  is  het  tooneel  geweest  der  belangrijkste  gßbeur-  
 tenissen,  bevat  de  schoonste  gedenkteekenen  van  voorbijgeganen  
 luister.  Het  voedt  alleen  eene  talrijker bevolking dan al de andere  
 eilanden  van  Insulinde  te  zamen,  eene  bevolking  zoo  dicht  op  
 een  gedrongen  als  slechts  in  de meest bevolkte landen van Europa  
 het  geval  is.  Het  wedijvert  in  natuurschoon met  de meest bevoor-  
 rechte  landen van den aardbodem,  steekt Zwitserland naar de kroon  
 door  de  majesteit  zijner  ontzagwekkende  berggevaarten,  streeft  
 het  Skandinavische  Hoorden  op  zij  door  de  pracht  zijner  wouden  
 en  watervallen ,  kan  zieh  met  Italie  meten  in  de  bekoorlijkheid  
 zijner  romantische  dalen,  en  overtreft  al  die  landen  te  zamen  
 door  de  huiveringwekkende  sehoonheid  der  tooneelen  van  ver-  
 woesting,  door  zijne  twintig dood en verderf brakende vuurmonden  
 aangericht.  Het  dankt  aan  de  mildheid  der  natuur  en  den