
 
        
         
		stilte  hunne  prooi  belagen,  die  zij,  niet  voordat  zij  Tolkomen  
 onder  hun  bereik  is,  plotseling  aangrijpen  en daarom zeer zelden  
 missen.  Zij  zijn  echter  bevreesd  voor  de  nabijheid  Tan  volknjke  
 plaatsen,  en  wanneer  bunne  vraatzucbt  genoegzame  bevrediging  
 vindt  in  de  kr engen  van dieren, zullen zij niet licht menschen aan-  
 yallen. Dit is zeker wel de reden, waarom men op bet sterk bevolkte  
 JaTa  slecbts  zelden  verneemt  Tan  menschen  die  door krokodillen  
 zijn  geroofd,  terwijl  dit  op  het  stille,  schaars  beTolkte  Borneo,  
 waar  trouwens  de  krokodillen  Teel menigruldiger zijn,  betrekke-  
 lijk  dikwijls  plaats  heeft. 
 Yan  dit  bekende  dier  eene  beschrijTing  te  geTen  acht  ik  ge-  
 heel  OTerbodig;  lieTer  wil  ik  een  oogenblik  stilstaan  bij  de  bij-  
 gelooTige  en  dwaze  Toorstellingen  die  de  JaTanen  zieh  Tan  de  
 krokodillen  Tonnen,  en  die,  ofschoon  met  eenige  "wijziging,  een  
 gemeen  eigendom  schijnen  te  zijn  Tan  den  geheejen  Maleischen  
 Tolksstam.  Yoor  den  mlander,  Toor  zoo  Ter  Ejj  niet  door  den  
 Islam  Tan  zijne  heidensche  begrippen  is  teruggebracht,  bestaat  
 er  niet  zulk  eene  scherpe  scheiding  tusschen  de  menschen-  en  
 dierenwereld,  als  wij  ons  Tan  der  jeugd  af,  door  de  absolute  
 tpgenstelling  Tan  het  r e d e l o o s   dier  en  den  r e d e li j k e n   
 mensch ,• hebben  leeren  denken.  Yooral  meent  hij  in  het  schran-  
 der  oordeel  en  sluw  oterleg  waarmede  sommige  dieren  in  het  
 Termeesteren  hunner  prooi  of  het  Terijdelen  Tan  de  pogingen  
 hnnner  Terrolgers  te  werk  gaan,  de  sporen  Tan  menschelijk  
 Terstand,  en  dus  ook'  Tan  nauwere  Terwantschap  met  het  menschelijk  
 geslacht,  te  ontdekken.  Metamorphosen  Tan  menschen  
 tot  dieren,  Tan  dieren  tot  menschen  schijnen  hem  zoo  weinig  
 ondenkbaar,  dat  Toorbeelden  daarTan  in  de  inlandsche  legenden  
 telkens  terugkeeren.  Yooral  ook  is  het  geloof  algemeen,  
 dat  de  zielen  der  afgestorrenen  in  de  lichamen  Tan  sommige  
 dieren  OTergaan,  hetzij  men  dat  al  of  niet  aan  den  inTloed  der  
 Hindoesche  leer  Tan  de zielsTerhuizing moet toeschrijTen. Op JaTa  
 zijn  het  inzonderheid  de  tijgers  en  de  krokodillen,  op  Sumatra  
 ook  de  olifanten,  die  op  deze  gronden  met  een  soort  Tan  eer-  
 bied, een heiligen schroom, door de inlanders worden gadegeslagen.  
 Ongaame  willen  zij  deze-dieren  dooden,  zoolang zij niets kwaads 
 Tan  hen  onderTonden  hebben;  daarentegen  zijn  zij,  wanneer  zij  
 hun  schade  of  leed hebben berokkend, te hunnen aanzien met eene  
 soort  Tan  wraakzucht  bezield,  waarom  zij ze  dan minder trachten  
 te  dooden  met  het  oogmerk  om  ze  onschadelijk  te  maken,  dan  
 om  ze  Toor  hunne  boosheid  te  straffen. 
 Deze  zonderlinge  opTattingen Tinden ten aanzien der krokodillen  
 op  JaTa  hare  uiting  in  offers,  bij  Tele  plechtige  gelegenheden  
 aan  deze  dieren  gebracht,,  en  die  Termoedelijk  de  Tereering  Tan  
 de  zielen  der  Toorraderen ten  doel hebben. Inzonderheid zijn de inlandsche  
 Trouwen  gewoon,  na  de  geboorte  Tan  een  kind,  de  
 placenta,  met  Trachten  en  bloemen  omgeTen  en  door  lampjes  
 Terlicht,  in  de  duisternis  ran  den  aTond  de  riTieren  te  laten  af-  
 drijTen,  als  een  geschenk  Toor  de  bowaja’s die zieh in de mondin-  
 gen  ophouden,  of  lieTer  als  eene  toewijding  aan  de  Toorouders  
 die  in  deze  dieren  zijn  gehuisTest.  Doch  deze  Terklaring,  Toor  
 zooTer  het  er  eene  is,  geeft  op  Terre  na  geen  rekenschap  Tan  
 alles  wat  de  inlander  Tan  de  krokodillen  gelooft  en  Tertelt;  de  
 Toorstellingen  zijn  zoo  Terward,  zoo  ongerijmd,  zoo  met  elkander  
 in  strijd,  dat  het  onmogelijk  schijnt  eene  hypothese  uit  te  
 denken:,  die  Tan  allen  teTens  een  beledigende  oplossing  geeft. 
 De  laatste  orde  Tan  reptilien  waaraan  ik  nog  te spreken heb,  
 zijn  de  chelonii  of schildpadden.  Yan  het  Tisschen naar zeeschild-  
 padden,  wier  Tleesch  een  uitmuntend  Toedsel  en  wier  schaal  
 een  belangrijk  artikel  aan  de  nijTerheid  leTert,  schijnt  längs  
 JaTa’s  kusten  minder  werk  te  worden gemaakt, dan in de wateren  
 der  Molukken j  waar  ze  Teel  zwaarder  zijn,  en  waar men ze Taak  
 in  Tolle  zee  Tangt,  hetzij  door  ze  te  harpoeneeren,  hetzij  door  
 middel  Tan  daarop  afgerichte zuigTisschen  (Echineis  remora),  die  
 zieh  aan  een  der zachte deelen Tan  hun lichaam  hechten en dan, te  
 gelijk  met  hunne  prooi,  met  een  aan  hun  staart  gebonden  koord  
 worden  teruggetrokken.  ETenwel1  ontbreken  de  zeeschildpadden  
 geenszins  in  de  JaTasche  wateren,  ofschoon  de  Chelonia  imbri-  
 cata,  die  de  kostbaarste  schalen,  het  kar et   Tan  den  handel,  
 opleTert ,  in  Bleeker’s  opgaTe  der  reptilien  Tan  JaTa  niet  Toor-  
 komt.-  Junghuhn  zegt  dat,  waar  op  JaTa’s  zuidkust  het  strand  
 eene  duinformatie  Tertoont,  zoowel  Chelonia  imbricata als  Tooral