
 
        
         
		heeft plaats  gehad op maandag-pon  '), den 12*™ moeloed, van ’t jaar  
 Dal.  Men  stelt  er nu  prijs  op  den  moeloeddag  in  het  jaar  Dal  
 steeds  op  maandag-pon  te  vieren,  en  heeft  daarnaar de inrichting  
 van  dat  jaar  willekeurig  gewijzigd.  In  1864  heeft  de  Sultan van  
 Jogjakarta  die  onregelmatigheden  van  het  jaar Dal  opgeheven,  
 maar  Soerakarta  heeft  dat  voorbeeld  niet  gevolgd,  en  blijkens  
 den  Javaanschen  Almanak  van  1871  2)  is  het  zusterrijk  op  dit  
 besluit  teruggekomen.  Het  is  echter  duidelijk,  dat  door  de  120  
 jarige  vereffening  ook  de  aanvangsdag  der  windoe  versehoven  
 wordt,  en  dus  in  den  loop  des  tijds  gedurig  nieuwe  verschik-  
 kingen  zullen  noodig  zijn,  die  eindelijk  tot  hopelooze  verwarring  
 zullen  leiden.  Ten  slotte  zij  hier  nog  opgemerkt,  dat  de  120  
 jarige  vereffening  op  Java  nooit  behoorlijk  geregeld  is,  maar  
 slechts  nu  en  dan,  naarmate van gebleken of vermeende behoefte,  
 op  een  naar  willekeur  gekozen  tijdstip  heeft  plaats  gehad. 
 Yoor  de  week  als  tijdmaat  heeft  men  geen  anderen  naam dan  
 dien van  „zevon  dagen, “  en  de namen dier  dagen, waarvan zondag  
 als  de  eerste  geldt,  zijn  de  Arabische,  door de Javanen verminkt  
 tot  ahad,  sen&n,  saläsä,  rebo,  kemis,  djoemoengah  en  saptoe.  
 In  Kawi-inscripties  hebhen  die  dagen  ook  Indische  namen,  die  
 meestal  door  verkortingen  worden  aangeduid.  Over  de  woekoe  
 eene  oud-Javaansche  week  van  zeven  dagen,  werdreedsvroeger  
 met  een  woord  gesproken 3).  Hier  verdient  echter nog opmerking  
 hoe  goed  de  oude  cyclus  van  30  woekoe’s  in  den  windoecyclus  
 past.  Elke  windoe  bevat juist  1 3 |  X   30  woekoe’s  ofl3£ woekoe-  
 cirkels,  zoodat  er  in  twee  windoe’s  27  begrepen  zijn,  terwijl  
 vier windoe’s 27 zoogenoemde woekoejaren uitmaken, die  ieder  uit  
 12  woekoemaanden van 35 dagen, derhalve uit 420 dagen bestaan. 
 Even  zuiver  Polynesisch  als  de  woekoe  schijnt  te  zijn,  is  
 vermoedelijk  ook  de  pasar-  of  marktweek,  die  uit  vijf  dagen  
 bestaat  en  waarnaar  de  marktbeurten  in  zekere  kringen  van  
 naburige  plaatsen  berekend  worden.  Waarschijnlijk  bestonden 
 )  D.  i.  op  een  dag  die  tevens  in  de  gewone  week  maandag  en  in  de  vijfdaagscbe  
 of  pasarweek  der  Javanen  pon  is,  wat  slechts  eens  in  de  35  dagen  voörkomt. 
 2)  Sedert  1854  wordt  door  Enropeanen  een  almanak  tcn  behoeve  der  Javanen  in  de  
 Javaanschc  taal  uitgegeven. 
 3)  Zie  boven  bl.  327. 
 oorspronkelijk  zulke  buurten  uit  vijf  plaatsen,  waarvan  eene  in  
 het  midden  lag  en  de  vier  andere  daar  omheen  in  de  richting  
 der  vier  hemelstreken.  Sporen  van  zulk  eene  inrichting zijn zelfs  
 nog  in  de  Javaansche  wetten  aan  te  wijzen.  De  dagen  der  
 marktweek  heeten  pahing,  pon,  wage,  kliwon  en  legi.  Bij  de  
 gewone  combinatie  van  de  woekoe  met  de  pasarweek  begint  
 elke  woekoecyclus  met  pahing,  en  dus  ook  elke  der zes woekoemaanden  
 waarin  de  woekoecyclus  gesplitst  is.  ledere  woekoe-  
 maand  bevat  5  woekoe’s. en  7  pasarweken  en  in  hare  35  dagen  
 komen alle mogelijke combinaties van een woekoedag met eenpasar-  
 dag voor, in dier voege dat zij in zulk een maand  steeds  in  dezelfde  
 orde op elkander volgen. De naam van elken dag is uit den naam van  
 den  dag  der  gewone  week  en  dien  der pasarweek samengesteld,  
 b.  v.  zondag-pahing,  maandag-pon,  dinsdag-wage  enz.  In  de  
 dagteekening  worden  woekoe-  en  pasardag  dikwijls  op deze wijze  
 nevens  elkander  uitgedrukt,  en  de  terugkeer  van  denzelfden dag  
 der  woekoemaand  wordt  voor  sommige  gebeurtenissen,  b.  v.  de  
 geboorte,  soms  op  de  wijze  van  een  verjaring  gevierd. 
 De  woekoecyclus  heeft  nog onderscheidene andere verdeelingen,  
 t.  w.  in  tijdkringen  van  10,  van  9 ,  van  8,  van  7,  van  6, van  
 4 ,  van  3 ,  van  2  dagen  en  van  een  dag, die allen vooral waarde  
 hebben  voor  de  inlandsche  voorspellingskunst,  maar  toch  ook in  
 dagteekeningen  voorkomen.  Yooral  de  zesdaagsche  week  wordt  
 in  oude  Kawi-inscriptien  bij na altijd voor de vijf- en zevendaagsche  
 vermeld.  De  dagen  van  al  deze  tijdkringen  hebben  hun  eigen  
 namen,  en  allen  nemen  op  den  eersten  dag  van  een  woekoecyclus  
 gelijkelijk  een  aanvang.  Voor  zoover  het  aantal dagen van  
 die  tijdkringen  niet  in  de  210  dagen  van  den  woekoecyclus  
 deelbaar  is,  worden  die  tijdkringen  daarmede  vereffend  op  eene  
 wijze  die  zieh  het  gemakkelijkst  door  een  paar  voorbeelden  
 laat  aantoonen.  De  negendaagsche  tijdkring  is  23  maal  in  een  
 woekoecyclus  bevat,  maar  dan  schieten  nog  drie  dagen  over.  
 Men  neemt  dus  in  de  eerste  woekoe, sintä geheeten, den eersten  
 dag  der  negendaagsche  week,  dangoe,  viermaal  achtereen.  De  
 achtdaagsche  tijdkring  komt  26  maal  in  een  woekoecyclus voor,  
 en  er  schieten twee dagen over. De dag kala, de zevende van dezen