
 
        
         
		(Lagenaria  idolatrica),  wier  peervormige vruchten,  die in hardheid  
 het  hout  evenaren,  uitmuntende  dienst bewijzen als waterkruiken.  
 Over  de  boomen  en  planten  die  om  hunne  kleurstof worden aan-  
 geplant,  heb  ik  reeds  bij  de  katoenteelt gesproken, maar ik moet  
 er  hier nog de patjar-koekoe ’) (Lawsonia alba) bijvoegen, meest be-  
 kend bij den Arabischen naam h e n n a , een kleine heester welks bladeren  
 door de Javaansche vrouwen, zoowel als door de Arabische en  
 Perzische,  gebezigd  worden  om  de  nagels  oranje  te  verwen.  Dit  
 gebruik  klimt  op  tot  de  hoogste  oudheid  en  is  in  het  gansche  
 Oosten  algemeen.  Onder  de  boomen  die  worden  aangeplant  om-  
 dat  zij  toespijs  of  kruidenj  bij  den  rijstschotel leveren,  verdienen  
 Parkia  Africana  en  Pithecolobium  geminum  vermelding. Eerstge-  
 noemde,  die  om  zijn  fijngevind  loof  tot  de  fraaiste  boomen  mag  
 gerekend  worden,  levert  de  pete ,  eene  peulvrucht  wier zaad een  
 zeer  sterken  knoflookachtigen  reuk  heeft  (vandaar  bij  de  Euro-  
 peanen  s t i n k b o o n t j e s ) ,   en  bij  den  Javaan  zoo  geliefd is , dat  
 de  boom  zeker  zelden  in  de  dorpsboschjes  gemist  wordt.  De  
 tweede  heeft  een  even  fijn  loof  en  even  stinkende  peulvruchten,  
 door  de  Javanen  djengkol  genoemd.  Echter  wordt deze naam ook  
 gegeven  aan  de  geheel  gelijksoortige  zaden  van  Albizzia  lucida,  
 een  boom  die  met  grooter  en  blinkender  bladen  pnjkt.  Voorts  
 kweekt  de  Javaan  als  kruidenj  de  katoembar,  de  aromatische  
 vrucht van de koriander (Coriandrum sativum). Zelden ook mist men  
 op de erven der Javanen den kelor-boom (Moringa pterygosperma en  
 polygons). De bladeren en onrijpe peulen worden door geringe lieden  
 als  groente  gegeten,  en  de  wortelschors,  die  in  reuk  en  smaak  
 met  onzen  mierikswortel  overeenkomt,  wordt  als  een  specerij bij  
 vleesch  en  visch  gevoegd.  Evenwel  bezit  de  boom  op  zieh  zelf  
 voor  den  Javaan  niet  veel  waarde;  want  de  bereiding  van  
 de  behen-olie,  die  elders  uit  zijne  vruchten  getrokken  wordt,  
 schijnt  niet  bij  hem  in  gebruik  te  zijn.  Maar  de  gemak-  
 keljjk  door  stekken  voortgeplante  en  zieh  snel  ontwikke-  
 lende  boom  komt  den  Javaan  de  meest  geschikte  voor, om  door  
 zijnen  stam  tot  steun  te  strekken  voor  de  twee  klimmende pipe- 
 *)  Koekoe  beteekent  n a g e l . 
 raceeen,  Chavica  betle  en  Chavica  siriboa,  die  hem  de  be-  
 kende  onmisbare  sirih  (Jav.  in  Ng.  soeroeh,  in  Kr.  sedah)  
 leveren,  die  in  Europa  beter  bij  den  uit  het  Tamiel stammenden  
 naam  b e t e l   bekend  is.  Het  blad  is  zeer  sterk  aromatisch,  bij  
 de  siriboa  of  roode  sirih  (sirih  berem  der  Soendaneezen)  nog  
 scherper,  dan  bij  de  betle  of witte  sirih  (sirah  bodas). Op het gebruik  
 van  het  sirih-kauwen,  algemeen  bij  alle  Javanen  van  de  
 hoogste  tot  de  laagste  klasse,  heb  ik  reeds  dikwijls  gewezen,  
 en  alle  bestanddeelen  die  aan  het  betelblad worden  toegevoegd,  
 de  fijne  schelpkalk,  de gambierkoekjes  en  de  betelnoot,  hebben  
 wij  reeds  leeren  kennen  *);  maar  ik  moet  er  hier nog een woord  
 bijvoegen  over  het  onbehagelijk  geheel.  Het  sap  van  het  sirih-  
 blad,  waarin  een  stuk  van  de  betelnoot  met  een  weinig  kalken  
 gambier  .gewikkeld  wordt,  geeft  aan  het  speeksel  een  vuile  
 bruinroode  k leur,  die  zieh  mededeelt  aan  tanden,  tandvleesch en  
 lippen,  en ,  ten  gevolge  van  het  aanhoudende  spuwen,  de laatst-  
 genoemde  teekent  met een  zwartachtigen rand. Den dus versierden  
 mond  zijner  geliefde  vergelijkt  de  dichter  bij  de  klove  van  een  
 door  rijpheid  gebarsten  granaatappel.  Zie  daar  wat  de  gewoonte  
 vermag!  Om  den  adern  welriekend  te  maken,  kauwen  de inlan-  
 ders  ook  dikwijls  met -  de  betel  de  aromatische  zaden  van  de  
 kardemom  (Amomum  cardamomum),  waarom  ook  deze  plant, in  
 ’t  Javaansch  kapoelägä,  in  ’t Soendaasch kapol geheeten, dikwijls  
 wordt  aangekweekt  2). 
 Eene  körte  vermelding  der  voornaamste  groenten.en  vruchten  
 die  nog  niet  in  het  voorafgaande  genoemd  zijn,  möge  dit  reeds  
 te  lang  en  toch  nog  zeer  onvolledig  overzicht  der  cultuurgewas-  
 sen  van  Java  besluiten. 
 Onder  de  groenten,  met  een  algemeenen  naam  sajoer  of  dja-  
 ngan  genoemd,  rangschikt  men  de  bajem  of  senggang  (Amaran-  
 tus  oleraeeus),  die  met  onze  spinazie  kan  vergeleken  worden;  
 de  terong,  onder  welken  naam  verschillende  soorten  van  Solanum  
 of nachtschade (Solanum melongena enz.) worden samengevat, 
 ')  Boven  bl.  125,  550,  563. 
 2)  Met  hetzelfde  doel  plant  men  ook  soms  de  Malabaarsche  kardemom  (Elettaria  
 cardamomum).