
 
        
         
		meerderen op zijne bezittingen rieht ? Hoe is het mogelijk dat men van  
 hem vergt, dat hij ijverig zij  onder een gedwongen arbeid waarvan de  
 uiterst  karige  betaling  gelijkelijk  onder  vlijtigen  en  tragen  wordt  
 verdeeld ? 
 Op  een  tweede  onderscheiding,  die  tu'sschen  de  aristocratie  
 en  den  kleinen  man,  is  ook  in  de  aangehaalde  woorden  van  
 Wallace  gewezen;  want  met  hetgeen  hij  van  de  personen  van  
 hoogeren  stand  zegt,  kon  hij  slechts  de  Javaansche  aristocratie  
 en  de  zeer  op  haar  gelijkende  familien  van  vorsten  en  hoofden  
 der  eigenlijke  Maleiers  bedoelen. 
 In  de  boven  gegeven  oude  getuigenissen  aangaande  het  karak-  
 ter  der  Javanen  zijn  —  wij  merkten het reeds op  — degebreken  
 der  vorsten  en  grooten maar  al  te vaak aan het volkskarakter toe-  
 geschreven.  Intusschen  zal  d e '  geschiedenis  van  Java  het  ons  
 duidelijk  maken,  dat  het  ongerijmd  zou  zijn  de ondeugden eener  
 aristocratie,  die,  al  heeft  ook in den loop der eeuwen de zuiverheid  
 van  haar  bloed  veel  geleden,  to.ch  hoofdzakelijk  van  vreemde  
 veroveraars  afstamt,  aan  het  Javaansche  volkskarakter  toe  te  
 schrijven.  Yoor  ’toverige  is  het  niet  te  ontkennen,  dat  eene  
 slaafsche  en  kruipende onderwerping  aan  hunne  meerderen,  aan  
 de  Javaansche  grooten  met  de  volksklasse  gemeen  is.  Trouwens  
 bij  een  despotismus  •  als  dat  waaronder  Java  gezucht  heeft,  
 heerscht  onder  alle  klassen  gelijke  vrees  voor  hen  die  hooger  
 staan,  terwijl  allen  gelijkelijk  trachten  op  hunne  minderen  te  
 verhalen  wat  zij  van  hunne  meerderen  te  lijden  hebben. 
 In  de  derde  plaats  kan  men  de  eigenlijke  Javanen,  Soenda-  
 neezen  en  Madoereezen  zoo  min  naar  hun  karakter  en  aanleg  
 als  naar  hun  voorkomen  en  lichaamsbouw  geheel  gelijkstellen.  
 De  Soendanees  mist  een  groot  deel  van  die  eigenaardige  bescha-  
 ving  die  den  Javaan  kenmerkt,  en  heeft,  bij  vlijtiger  inachtne-'  
 ming  der  uiterlijkheden  van  den  Islam,  het  oorspronkelijke  hei-  
 densche  bijgeloof  van  het  ras  zuiverder  bewaard.  Ofschoon  hij  
 evenveel  eerbied  heeft  voor  zijne  meerderen  als  de  Javaan,  is  
 het  vertoon  daarvan minder in het oog loopend. Minder aan strenge  
 vormen  gebonden,  schijnt  hij  minder  kruipend  en  slaafsöh.  In  
 matigheid,  eenvoudigheid,  hulpvaardigheid,  eerlijkheid  en  werkzaamheid  
 wint  de  Soendanees  het  van  den  Javaan.  Het  vordert  
 opmerking,  dat  vooral  de  Soendaneezen,  inzonderheid  die  der  
 Preanger,  die  hunne eénvoudige  zeden  h.et  best  bewaard hebben,  
 zoovele  warme  vrienden  onder  de  Europeanen  teilen.  Men  
 zal  de  schriften  van  een  de  Wilde  en  Holle  moeilijk  kun-  
 nen  lezen,  zonder  in  hunne  genegenheid  voor  die  goede  bevol-.  
 king  te  gaan  deelen. 
 De Madoereezen  onderscheiden  zieh  van  Soendaneezen en Javanen  
 beide  door  meer  energie,  door  grooter  zelfstandigheid  van  
 karakter,  door  meer  onafhankelijkheid  en  zelfgevoel  tegenover  
 hun  meerderen.  Zij  zijn  stoute  visschers  en  zeevaarders,  soms  
 ook,  onder  den  dekmantel  dier  eerlijke  bedrijven,  kustroovers.  
 Indien  op  hun  weinig  vruchtbaar  eiland  de  landbouw  bij  hen  
 minder  in  tel  is  dan  de  handel ,  als  kolonisten  op  Java  onderscheiden  
 zij  zieh  ook  in  eerstgemeld  bedrijf  door  ijver  en  be-  
 kwaamheid.  Ondernemingen  op  het  beginsel  van  vrijen  arbeid  
 berustende  slaagden  aanvankelijk  het  best  in  de Madoereesche  
 districten.  De  grootere  persoonlijke  moed  en  geestkracht  van  
 den  Madoerees  maken  hem  bijzonder  geschikt  voor  den  krijgs-  
 dienst,  zoodat  da Madoereesche  barissans  boven  de meeste andere  
 inlandsche  Soldaten  gesteld  worden. 
 Ik  wil thans, ten besluite van dit hoofdstuk, nog een enkel woord  
 wijden  aan  de  vraag,  of  de  achterlijkheid van  het Maleische ra s ,  
 en dus ook van de massa der bevolking van Java, in verstandelijke ont-  
 wikkeling  in die mate voor het gevolg van een bijzonder ongunstigen  
 aanleg is te houden, dat alle pogingen om daarin verbetering te bren-  
 gen als ijdel moeten beschouwd worden. De een meent dat de geschiedenis  
 sedert  jaar  en  dag  uitspraak  heeft gedaan  over  het karakter  
 van  den  inlander,  en  getoond  dat  elke  verwaehting  van  
 pogingen  tot  verbetering  van  zijn  aanleg  gekoesterd,  hersen-  
 schimmig  is ;  een  ander  uit  zieh  vriendelijker  en  welwillender,  
 maar in  den  grönd  even  ongunstig,  op  deze  wijze,  dat  het  Maleische  
 ras  leiding  behoeft,  en,  zoo  het  niet  zal  achteruit  gaan  
 op  den  weg  der  ontwikkeling,  die  leiding  wel  nimmer  zal  kun-  
 nen  ontberen.  Ik  wil  hier  niet  herhalen wat ik in mijne aanteeke-  
 ningen  op  het  door  mij  vertaalde  reisverháal  van  Wallace  heb