
 
        
         
		ZESDE  HOOFDSTUK. 
 Middelen  van  bestaan. 
 „De  Javaan  is  uit  den  aard  der  zaak  landbouwer;  de  grond  
 waarop  hij  geboren  wordt,  die  yeel  belooft  voor  weinig  arbeid,  
 lokt  hem  daartoe  uit,  en  vooral  is  hij  met  hart  en  ziel  overge-  
 geven  aan  het  bebouwen  zijner  rijstvelden,  waarin  hij  dan  ook  
 zeer  bedreven  is.  Hij  groeit  op  te  midden  zijner  sawah’s  en  
 gaga’s  en  tipar’s,  vergezelt  reeds  op  zeer  jeugdigen  leeftijd  zijn  
 yader  naar  het  yeld,  waar  hij  hem  behulpzaam  is  in  den  arbeid  
 met  ploeg  en  spade,  aan  dämmen  en  waterleidingen  tot  het  be-  
 vochtigen  zijner  akkers.  Hij  telt  zijne  jaren  bij  oogsten; hij rekent  
 den  tijd  naar  de  kleur  zijner  te  yeld  staande  halmen;hij gevoelt  
 zieh  te  huis  onder  de  makkers  die  met  hem  padi  sneden ;  hij  
 zoekt  zijne yrouw onder  de  meisjes  der  dessa,  die  ’s  avonds onder  
 vroolijk  gezang  de  rijst  stampen  om  ze  te  ontdoen  yan  den  bol-  
 ster;  het  bezit  yan  een  paar  buffels,  die  zijnen  ploeg  zullen  
 trekken,  is  het  ideaal  dat  hem  aanlacht;  —  de  rijstbouw is voor  
 den  Javaan  wat  in  de  Kijnstreken  en  het  Zniden  van  Frankrijk  
 de  wijnoogst  is.“ 
 Indien  men' in  weinige  trekken  een  denkbeeld wil  geven  van  
 wat  de  rijstbouw  voor  den  Javaan  beteekent,  kan  men  het  niet  
 beter  doen  dan  in  deze  schoone  woorden  van  den  schrijver  van  
 Max  Havelaar.  En  daar  de rijstbouw  op  Java  reeds  zoo  dikwijls  
 uitvoerig  beschreven  is  ') ,  en  tal  van  bijzonderheden  daarop  be-  
 trekkelijk  in  den loop  van  dit werk  bij verschillende gelegenheden  
 ter  sprake  komen,  zal  ik er hier ter plaatse niet veel meer aan toe- 
 *)  Zie  o.  a.  H.  A.  Steyn  P arve,  Bijdrage  tot  de  kennis  van  de rijstcultuur  op J a v a ,  
 in  Bijdr.  t .   d.  I . 'T .   L.  en  Vk.  N.  V.  I.  399;  van  Lakerveld  en Brocx,  Handleiding  
 voor  bouwknndigen-en  industrieelen  in  N.  O.  I .  815; W.  L»  de  Stnrler ,  Handboek  
 voor  den  Landbonw  in  Ned.  O.  I  509;  Bijdragen  tot  de  kennis  der  voornaamste  
 voortbrengselen  van  N.  I . ,   uitg.  d.  d.  M.  t.  N.  v.  ’t   Alg.  I .  de  Rijst. 
 voegen  dan  noodig  is  om  mijne  lezers  de  aangehaalde  woorden  
 ten  volle  te  doen  verstaan. 
 De  soorten  van  het  rijstgewas  vormen  het  botanisch  geslacht  
 Oryza,  waarvan  het  wäre  vaderland  tot  nog  toe  niet  bekend  is.  
 Waarschijnlijk  hebben  de  Hindoe’s  de  rijstplant  naar  Java  overgebracht  
 en  den  Javaan  in  de  cultuur  van  dit hoofdartikel zijner  
 voeding  onderwezen.  De  Javaan  kweekt  de  rijst  in  tallooze  ver-  
 scheidenheden,  die  echter  gewoonlijk  tot  vier  soorten  worden  
 teruggebracht:  de  Oryza  sativa,  praecox,  montana  en  glutinosa.  
 De  Oryza  sativa  is  de  soort  die de Javanen gewoonlijk, of althans  
 b ij. voorkeur,  op  hunne  sawahs  of  bewaterde  velden  verbouwen,  
 en  die  bij  den  naam  van  pari  ’)  dalem  of  djero  bekend  is.  Zij  
 is  een  moerasplant,  die  kwijnt  en  sterft als niet  de  bodem waarop  
 zij  groeit,  tot kort  voor  hare  rijpwording  bestendig  onder  water  
 wordt  gehouden.  Men  heeft  van  de  pari  dalem  eene  oneindige  
 menigte  varieteiten,  door  kleur,  vorm  en  zwaarte  der  korrels  of  
 andere  eigenaardigheden  gekenmerkt,  en  die  de  Javanen  allen  
 door  bijzondere  namen  onderscheiden. 
 De  Oryza  praecox of  vroege  rijst,  door  de  Javanen  parigendja  
 genoemd,  is  evenzeer  moerasplant  en  wordt  op  dezelfde  wijze  
 behandeld, maar rijpt  veel  spoediger;  hier  staat  echter  tegenover  
 dat  zij  in  hoedanigheid  voor  de  pari  dalem  onderdoet,  en  dat  
 hare  opbrengst  slechts  15  tot  18voud  is,  terwijl  die  van  de  
 pari  dalem  op  25  tot  30voud  wordt  geschat.  Ten  gevolge  der  
 invoering  van de verplichte  cultuur, ook  op sawahs,  van producten  
 voor  de  Europeesche  markt,  heeft  de  teelt  der  vroeger  weinig  
 gekweekte  pari  gendja  in  sommige  streken  een  groote uitbreiding  
 gekregen, wat volgens veler oordeel als een hoogst nadeelige omstan-  
 digheid  voor  den  inlandschen  landbouw  moet  beschouwd worden. 
 De  Oryza  montana  of  bergrijst,  pari  tegal,  omvat  die  ver-  
 scheidenheden  van  het  rijstgewas,  die  aan  de  hellingen  der  bergen  
 kunnen  gekweekt  worden  zonder  andere  bevochtiging  dan  
 die  door  het  water  des  hemels.  De  velden  waarop  zij  verbouwd  
 wordt,  heeten  in  ’t  Javaansch  tegal,  in  hetSoendaaschtipar, en 
 x)  Hetzelfde  als  het  xneerbekende  Mal.  padi.