
 
        
         
		de  figuren  zijn  uitgesneden  die  de  eene  of andere  kleur  moeten  
 aannemen.  Yoor  deze  nieuwe  bewerkingen  bedient  men  zieh  
 doorgaans  van  Europeesche  calicots.  Het  schijnt  dat  deze  indus-  
 trie  allengs  een  omvang  heeft  erlangd  die  op  den  afzet  der  in  
 Europa  gedrukte  katoenen  een  merkbaren  invloed  begint  te  
 oefenen. Zelden wordt zij als een vaste nering uitgeoefend. Naarmate  
 de  vraag minder  of  meer  is,  werkt  een  katoendrukker  alleen  of  
 met  een  of meer  knechts,  en  wanneer  er,  kort  vöör  den  padi-  
 oogst,  weinig  geld  onder  de  bevolking  is,  moet  het  werk  dik-  
 wijls  geheel  gestaakt  worden.  Behalve  de  knechts  die  bij  bazen  
 in  dienst zijn,  werken  demeesten  die  zieh  aan dit bedrijf wijden ,  
 voor  anderen  tegen  vast  loon,  hetwelk  voor  fijn  w.erk  van  30  
 tot  50  cents,  voor  grof werk  omstreeks  12  centen  per  kleedje  
 bedraagt.  Doorgaans  is  ook  de  qualiteit  van  het  doek  met  de  
 fijnere  of  grovere  patronen  in  overeenstemming.  De  fijnere  
 kleedjes  worden  geheel  afgewerkt  voor omstreeks  f  3, de grovere  
 voor  f  1.75  verkocht. 
 De  inlander  houdt,  althans  voor  zij ne  kleederdracht,  niet  van  
 schelle  of  levendige  kleuren;  hij  geeft  doorgaans  aan  stemmige  
 en sombere de voorkeur.  Onder zijne  verwstoffen  neemt  de indigo,  
 die  uit  de  bladeren  der verschillende soorten en verscheidenheden  
 van  het  geslacht  Indigofera  verkregen  wordt,  de  eerste  plaats  
 in.  Sedert  de  indigocultuur  als  tak  van  het  cultuurstelsel  is  in-  
 getrokken,  is  de  teelt  van  dit product voor de Europeesche markt  
 schier  uitsluitend  tot  de  door  Europeanen  gehuurde  landen  in  
 Soerakarta  en  Jogjakarta  beperkt.  In  Bagelen  wordt  zij  nog,  
 krachtens  overeenkomsten  met  de  bevolking,  door  de  faktorij  
 der  Nederlandsche  handelmaatschappij  voortgezet,  ofschoon  laat-  
 stelijk  de  fabriek  in  Karang-anjar  aan een  particulieren  onderne-  
 mer  is  overgedragen.  Yoor  eigen  gebruik  teelt  de  bevolking  
 eenige  indigo  als  päläwidjä;  in  Tjeribon,  Banjoemas,  Bagelen,  
 Kadoe  en  Madioen  geschiedt  dit  hier  en  daar  op  wat  ruimere  
 schaal  en  wordt  het  product  ter  markt  gebracht.  De  inlander  
 teelt,  als  hij  indigo  voor  eigen  gebruik  plant,  doorgaans  slechts  
 zaad-indigo  (taroem  ')  kajoe  of  taroem  Djäwä),  omdat  de  stek- 
 *)  Taroem  is  Mal.  en  Soend.;  de  Jav.  vorm  is  tom. 
 indigo  (taroem  kembang),  wel  is  waar  betere  resultaten  geeft,  
 maar  veel  meer  zorg  en  toezicht  vereischt.  De  hier  vermelde  
 namen  wijzen  niet  op  een  botanisch  verschil,  maar  op  een  ver-  
 schil  in  behandeling.  Yan  de  taroem  kajoe  worden  zaden gewonnen, 
  omdat zij  jaarlijks opnieuw wordt gezaaid; de taroem kembang  
 wordt  door  middel  van  stekken  voortgeplant,  en  brengt,  schoon  
 zij  met  bloemtrossen  bedekt  i s ,  volgens  het  beweren  der  inlanders  
 ,  in ’t geheel geene zaden  voort.  Ofschoon  dit laatste,  volgens  
 de  waarnemingen  van  Junghuhn,  niet  geheel  ju is tis ,  bljjkt  het  
 toch  dat,  door  hetafsnijden  der  stekken,  wortel,  stengel  en bladeren  
 een grootere ontwikkeling krijgen,  ten  koste  der toekomende  
 vruchten  ').  De  taroem  kajoe  is  meestal  Indigofera  tinctoria,  
 zeldzamer Indigofera anil;  de taroem kembang is  eene  door cultuur  
 ontstane  verbastering  doorgaans  van  de  eerstgenoemde,  maar  
 misschien  ook  wel  van  de  andere  soort.  Bij  de  bereiding  van de  
 kleurstof,  die  nilä  genoemd  wordt,  zijn  de  inlanders  nietgewoon  
 daaraan  een  vasten  vorm  te  geven,  zooals  geschiedt,  wanneer  
 zij  voor  den  uitvo'er  naar  Europa  is  bestemd.  Zij  leggen  een-  
 voudig  stengels  en  bladeren,  na  ze  te  hebben  stuk  gesneden,  
 eenigen  tijd  in  het  water  te  weken,  waarna  zij  ze  koken  en  
 mengen met  een  weinig  ongebluschte  kalk  en  een  afkooksel  der  
 bladeren  van de  pakoesaba,  een  soort  van  varen,  om  de  kleurstof  
 te  binden.  Nadat  het  overtollige  water  is  afgegoten,  is  de  
 indigo  voor  gebruik  geschikt;  wanneer  ze  ter  markt  wordt  gebracht  
 ,  kneedt  men  ze  doorgaans  tot  ballen. 
 Het  schijnt  mij  hier  de  meest  geschikte  plaats  om  vluchtig  
 eenige  andere  plantaardige  verwstoffen  te  vermelden, die velden,  
 tuinen  of  bosschen  aan  de  inlandsche  nijverheid  verschaffen.  
 Roode  kleurstoffen  worden  verkregen van het hout van den  sapan-  
 heester  (Caesalpinia  sappan),  van  de  bloemen  der  saffloer  of  
 basterd-saffraan  (Carthamus  tinctorius),  van  de  zaden  des  orlean-  
 booms  (Bixa  Orellana),  en  vooral  van  de  wortels  van  den  patje-  
 boom  (Morinda  citrifolia).  De  sapanboom  heet  op  Java  setjang,  
 en  wordt  in  de  läge  vlakten  aan  het  noorderstrand  hier  en 
 1)  Miquel,  Flora  van  N.  I.  I.  1.  302.