
 
        
         
		maar  in  de  koudere  streken  der  derde  door de grootere bergeend'  
 (Anas superciliosa) vervangen  wordt,  levert  in  hare  eieren  een bij  
 de  inlanders  geliefköosd gerecht. Yooral de bewoners Tan de dessa’s  
 Grati  en  D am ,  bij  de  ßanoe Kelindoengan in Pasöeroean, maken  
 veel  werk  van  de  inzameling dözer eieren, die met  een laag natte,  
 van  zout  doortrokken  aarde  uit'de  vischvijvers  bedekt  en in dien  
 toestand  heinde  en  ver  verzonden worden. 
 Schadelijke  vogels  zijn  vooral  de  ook  bij  ons  zoo  behende,  
 sierlijke,  blauw-grijze  gelatiks  of  rijstvogeltjes,  die  men  bij  na-  
 derenden  oogst  in  zwermen  van  vele  duizendcn  als dichte wolken  
 over  de  rijstvelden  ziet  zweven,  en  die  het  geheele  product met  
 vemietiging  zouden  bedreigen,  zoo  niet  de  Javaan  door  een web  
 van  touwen,  waaraan  tallooze  zeilen  en  poppen  bevestigd  zijn,  
 de  vrueht  van  zijn  arbeid  tegen  hunne  vraatzucbt  wist  te  beschermen. 
   Daarentegen  is  de  boerong  perkoetoet,  eene  soort  
 van  tortelduif  (Turtur Malaccensis), bij de Javanen zeer geliefd,  en  
 houden  zjj  dien  vogel  in  kooien,  die öf onder  bet  uitstekend  dak  
 bunner  woningen  bangen,  öf  aan  lange  bamboestaken,  vöör  de  
 woningen  opgericht,  in  dier  voege  bevestigd  zijn,  dat  zij  met  
 touwen  op  en  neder  kunnen  gelaten  worden.  Deze  dieren  zijn  
 niet  veel  grooter  dan  een  vuist,  de  vederen  zijn  grijs  van  ver-  
 schillende  scbakeeringen  en  sierlijk  gescbulpt,  de  buik  is  wit en  
 om  den  bals loopen  fijne,  zwarte  kringen.  De  Javanen zijn groote  
 kenners  en  nauwkeurige  waamemers  van  de  teekenen  waaraan  
 men  de  goede  perkoetoets  berkent,  en  voor  een  duifje  dat  de  
 vereischte teekenen bezit en de verlangde tonen voortbrengt, worden  
 fabelachtige prijzen, soms meer dan duizend gülden, besteed; want een  
 goede perkoetoet kan niet slechts een fraai krachtig geluid uiten, maar  
 brengt zijn gelukkigen bezitter ook allerlei zegeningen aan. Men ver-  
 haalt zelfs dat de Javaan leeft in het geloof, dat zijn  tortel, wanneer  
 hij  eenmaal  den  ouderdom  van  honderd  jaren  bereiken  mocht,  
 hem  dagelijks  een  gouden  ei  zou  leggen.  Het  zou  niet  bet  zon-  
 derlingste  bijgeloof  zijn  dat  men  onder  de  inlanders  aantreft;  
 maar  zeker  is  het  dat  het  gekir  dezer  vogels  den  Javaan aange-  
 naam  in  de  ooren  klinkt.  Yogels  trouwens  die  zieh  door  schoon  
 gezang  onderscheiden, zijn in de tropische gewesten even zeldzaam, 
 als  er  een  prächtige  vederdos  algemeen  is.  Ook  de  wouden  van  
 Java  herinneren  ons  volstrekt  niet  aan dat 
 lastprieel  vol  ton gen , 
 Dat  nimmer  ’t   hart  verveelt, 
 waarvan  onze  grootste  dichter  zingt.  Eerst  wanneer  de  reiziger  
 de  hoogstammige  wouden  der  derde  zone  op  eene  hoogte  van  
 omstreeks  5000  tot  7000  voet  betreedt,  verneemt  hij  de  stem  
 van  een  liefelijken  zanger,  wiens  tonen  wijd  en  zijd  door  het  
 loofgewelf weerklinken.  Het  is  de  Javasche  bergzanger,  de  ma-  
 noek  kaso  (Muscicapa  cantatrix),  die  zieh  zelden  laat  zien, daar  
 hij  zieh gewoonlijk in het dicht gebladerte verbergt,  die bij voorkeur  
 aan  steile,  met  hooge  boomen  bewassen  hellingen  zieh ophoudt,  
 en  zijn  nest  bouwt  uit  de  baardmossen,  die  in  deze  hooge  streken  
 overal  van  de  takken  der  woudreuzen  afhangen. 
 In  veel  lager  streken,  in  de  kreupelboschjes  die  men  in  de  
 eerste  zone  in  de  nabijheid  der  bebouwde  streken  vindt,  woont  
 een  andere  bij  de  inlanders  geliefde,  tot  de-  sturnidae of  spreeu-  
 wen  gerekende  vogel,  de  Gracula  religiosa,  die  naar  zijn  geluid  
 door  de  Javanen  bejo-bejo  genoemd  wordt. De inlanders scheppen  
 er  vermaak  in  dezen  vogel,  die  voor  de  leerzaamste  van  het  
 gansche  gevederde  geslacht  gehouden  wordt, tot  allerlei  kunsten  
 af  te  richten.  Dr  Epp ')  zegt,  dat  men  deze  vogels  zonder  veel  
 moeite  leert  spreken,  lachen,  hoesten,  niezen  en  dat  zij  de  rol  
 van  verliefde,  van  dronkenman,  van potsenmaker zeer natuurlijk  
 vervullen.  Het  is  een  fraaie  vogel,  zwart  van  kleur  met  don-  
 kerblauwen  weergloed;  de  vleugels  zijn  met  witte  strepen getee-  
 kend,  de  snavel  is  oranje,  en  hij  heeffc  gele  pooten,  een  gelen  
 halskraag  en  g e l e   k r i n g e n   om de .oogen. E r zijn nog onderscheidene  
 andere  vogels  die  de  Javanen,  hetzij  om  hun  slag  of  omdat  zij  
 kunnen  leeren spreken,  in  kooien  of  in  hunne  woningen houden,  
 terwijl  zij  de  reeds  vermelde  gelatiks  leeren  van de  kruk te vlie-  
 gen  en  water  te  putten,  zooals  bij  ons  aan  vinken  en  puttertjes  
 geleerd  wordt. 
 .  Het  is  ons reeds  meermalen  gebleken,dat  de inlanders  er  een 
 >)  Schilderungen  aus  Holl.  O.  Ind.  155.