
 
        
         
		allengs  in  hoogere  zonen,  waar  slechta  bergstroomen  met  sterk  
 verval  worden  aangetroffen. 
 Yan  de  meest  in  horens  wonende  gastropoden  of  buikpootige  
 weekdieren  vindt men  aan Java’s  stranden  oneindig  vele  soorten,  
 waaronder  de  horens  van  Yoluta,  Oliva,  Mitra,  Murex,  Conus,  
 Cypraea,  Cassis,  Dolium, Strombus  en andere  geslachten dikwijls  
 door  groote  schoonheid  uitmunten.  Onder de Cypraea’s zijn eenige  
 kleine  soorten,  de  zoogenaamdekatjes, die de Javanen en Maleiers  
 onder  den  naam  van  bija-bija  gebruiken  voor  zeker  spei, tjongka  
 gebeeten,  een  houten  bord  met  kuiltjes  waarin  ze geteld worden. 
 In  de  zoete  wateren  van Java  komen,  gedeeltelijk  in  de eerste  
 of  heete,  maar  vooral  in  de  tweede  zone,  eene  menigte  andere  
 soorten  van  de  geslachten  Cyclostoma,  Ampullaria,  Paludina,  
 Melania  en  andere  voor.  Yan  de  Ampullaria’s  worden  een  paar  
 soorten,  keong  en  toetoet  geheeten,  door  de  inlanders  in  de  
 beken  en  njstvelden  gezöcht  en  met  groente  gestoofd  gegeten.  
 Op de vochtige schaduwrijke  plekken  van  de  oorspronkelijke wöu-  
 den,  de  zoogenaamde  „tampat tjamoer“  of paddestoelennesten, die  
 vooral  in  de  tweede  zone voorkomen, ziet men een verbazende menigte  
 landslakken van de geslachten Nanina, Helix, Bulimus, Clau-  
 silia  en andere over den bodem kruipen, terwijl zij in de schemering  
 längs  de  halmen  der  grassen  en de stengels der stammen van krui-  
 den  en  heesters  eene  plaats zoeken om vrijer te kennen ademhalen. 
 Yan  de  cephalopoden  of  koppootige  weekdieren  kan  ik  alleen  
 zeggen,  dat  zoowel  de soorten als de geslachten op  Java schaarsch  
 zijn,  maar  dat  dit  ruimschoots  wordt  opgewogen  door  den  rijk-  
 dom  van  individu’s  van  de  geslachten  Loligo  en Sepia,  samen  te  
 vatten  onder  den  naam  van  inktvisschen, die dagelijks te Batavia  
 en  elders  bij  duizenden  aan  de  markt  worden  gebracht.  De  al-  
 gemeenste  soort  is Loligo Javanica , maar ook Sepia aculeata, iner-  
 mis, tuberculata en unita zijn veelal in groote hoeveelheden te erlangen. 
  De inlanders en Chineezen eten ze gaarne, maar de Europeanen  
 vinden  in  hunne  taaie  huid  en  vleesch  doorgaans weinig behagen. 
 A C H T  S T E   H 0 0  P D S  T U E . 
 Gewervelde  dieren. 
 Yan  de  hoogere  dieren  van Java  is  het  vrij wat  gemakkeljjker  
 zieh  een  goed  overzicht te verschaffen,  dan  van  de  lagere,  eens-  
 deels  omdat  de  menigte  der  soorten  en  vormen  niet  zoo  over-  
 stelpend  groot  is,  anderdeels  omdat  zij  veel  beter  bestudeerd  en  
 veel vollediger beschreven zjjn.  Aan  den  anderen  kant  is  het voor  
 den  beschrijver  van  Java  veel  moeilijker  om  hier  binnen  de  
 vereischte  grenzen  te  blijven;  want  terwijl  omtrent  de  nog  zoo  
 weinig  onderzochte  ongewervelde  dieren  slechts  met  veel  moeite  
 zooveel  kan  worden  bij eenge bracht,  dat  aan  het  gewicht  van het  
 onderwerp eenigzins  recht  wordt  gedaan,  stäat  men  verlegen wat  
 ter mededeeling  te  kiezen  uit  de  vele  bijzonderheden  omtrent  de  
 hoogere  dieren  geboekt,  waarover  het  bijna  gemakkeljjker  zou  
 zijn  een  boekdeel  te  schrijven,  dan  een  enkel  hoofdstuk  zooals  
 door  ons  bestek  gevorderd  wordt.  Deze  opmerking  is  evenwel  
 niet  op  alle  Massen  in  gelijke  mate  van  toepassing;  zij  geldt  
 voornamelijk  van  de  vogelen  en  zoogdieren.  Heeft  ook de onver-  
 moeide  vlijt  van  den  heer Bleeker  zorg gedragen, dat ons debouw  
 en  de  vormen  der  tallooze  soorten  van  Javasche  visschen  niet  
 langer  vreemd  zijn,  van  hunne  moeilijk  waar  te  nemen  levens-  
 wjjze  is  ons  nog  weinig  bekend,  en  de  amphibien  en  reptilien  
 zijn  ten  deele  nog  zoo  weinig  onderzocht,  dat  onze  kennis  van  
 deze  Massen  zelfs  bij  die  van  sommige  groepen  der  ongewer-  
 velden  achterstaat. 
 Yan  alle  Massen  van  dieren  isvoor  de  bewoners  der  Indische  
 eilanden  die  der  visschen  in  sommige  opzichten de  belangrijkste,