
 
        
         
		aan  de  reede  van  Batavia  gebracht  werd.  Toen  de  Engelschen,  
 na  een  verblijf  van  derdehalve  maand,  door gebrek  aan leeftocht  
 en  sterfte  onder  de  bemanning  genoodzaakt  werden  de  blokkade  
 op  te  broken,  kenmerkten  zij  hun  vertrek  door  eene  daad  van  
 doelloos  vandalismus,  daar  zij  niet  alleen  de  batterijen,  maar  
 ook  de  woon-  en  pakhuizen,  molens  en  werven  en zelfs de fraaie  
 kerk  van  Onrust  in  een  puinhoop  verkeerden. 
 De  Gouverneur-General  van  der  Capellen  deed  in  de  jaren  
 1828  tot  1825  het  maritiem  établissement  op  Onrust  herstellen,  
 en  er  op  nieuw  magazijnen,  timmerwerven  en  woonhuizen  voor  
 ambtenaren  oprichten,  en  in  1848  werd  de  inrichting  van  een  
 drijvend  droog  dok  aldaar  in  overweging  genomen,  dat  echter  
 eerst  in  1856  tot  stand  kwam.  Dit  droog  dok  was  op  Java  zelf  
 door  de  schéepsbouwmeesters  H.  Browne  en  C°.  te  Dasoon  bij  
 Lasern vervaardigd.  De  arbeid wordt op Onrust nog  altijd voor een  
 groot deel  door veroordeelden  verricht,  Het eiland gaat voort goede  
 diensten  aan  de  marine  te  bewijzen,  maar  heeft  toch  nooit  
 geheel  het  vroeger  gewicht  herkregen,  deels  omdat  het  verblijf  
 aldaar  voor  de  gezondheid  schadelijk wordt  geacht,  deels  omdat  
 het  marine-établissement  te  Soerabaja  allengs  zoo  groot  gewicht  
 heeft  erlangd,  dat  Onrust  tot  den  rang  van  een  hulpwerf  en  
 hulpatelier  is  verlaagd. 
 De  baai  van  Batavia  is  ruim  genoeg  om  1200  schepen  te  be-  
 vatten  en  wordt  door  de  groote  menigte  eilandjes  die  er  in  en  
 voor  liggen,  tegen  hevige  windvlagen  beschiit,  ofschoon  toch  in  
 den  westmoeson  wel  eens  schepen  van  hunne  ankers  geslagen  
 worden.  Aan  de  meeste  dezer  eilandjes  hebben  onze  voorouders,  
 zoo gehecht aan hunnen geboortegrond, de namen van vaderlandsche  
 steden  gegeven,  waarbij  zij  veel  beter  dan  bij  de  inlandsche  namen  
 bekend  zijn.  Zoo  vindt  men  hier  een  Middelburg,  Amsterdam  
 ,  Rotterdam, Schiedam, Purmerend, Haarlem, Hoorn, Edam,  
 Alkmaar,  Enkhuizen  en  Leiden.  Yan  deze  eilandjes  geldt  in  het  
 algemeen hetzelfde, wat  boven  over  die  bewesten Oentoeng Djawa  
 werd  opgemerkt. 
 Over  dat  gedeelte  der  baai  dat wij  als  de  reede  van  Batavia  
 kunnen  beschouwen,  zullen  wjj  nader  spreken,  wanneer  wij  tot 
 de  beschrijving  der  hoofdstad  van  Nederlandsch  Indie  zijn  gena-  
 derd.  Genoeg  zij  het  hier  aan  te  merken,  dat  over  hare  onge-  
 zondheid  en  toenemende  omveiligheid  gedurige  klachten  worden  
 vernomen  en  dat  grootsche  ontwerpen  tot  hare  verbetering  worden  
 gekoesterd,  die  echter  nog  ver  van  de  uitvoering  verwij-  
 derd  zijn. 
 ■Wij  vervolgen  van  den  hoek  van  Krawang  onzen  tocht  eerst  
 oostwaarts  tot  Oedjong  Sedari,  dan  meer  zuidoostwaarts  tot  
 aan  den  hoek  van  Pamanoekan,  ten  westen  waarvan  zieh  een  
 I  inham  vormt,  de  bocht  van  Tjiasem  geheeten,  die  eene  vrij  
 I goede  ankerplaats  in  zes  vademen  diepte  oplevert.  Yan den hoek  
 I van  Pamanoekan  gaan  wij  in  nagenoeg  dezelfde  richting  voort, 
 ■ totdat  wij  den  ver  noordwaarts  uitstekenden  hoek  van  Indra-  
 majoe  ontmoeten,  die  wederom  aan  zijne  westzijde  aan  schepen  
 van  geringen  diepgang  in  de  bocht  van  Indramajoe  eene  ankerplaats  
 biedt.  De  gansche  kust  van  den  hoek  van  Krawang  tot  
 den  hoek  van  Indramajoe  is  laag,  vlak,  moerassig,  met  strandbosschen  
 bedekt. 
 Yan  den  hoek  van  Indramajoe  af  is  de  strekking  der  kust  
 |   bijna  recht  zuidoostwaarts  tot  Oedjong  Tanah,  en  van  daar  nog  
 meer  zuidwaarts,  zoodat  zij  eene  belangrijke  binnenwaartsche  
 buiging  maakt.  Hieraan  beantwoordt  eene  dergelijke,  ofschoon  
 I  kleinere,  bij  de Penandjoeng-baai  aan de zuidkust,  en daar van die  
 inbuigingen  af beide kusten oostwaarts  met slechts een  geringe helling  
 naar het zuiden in nagenoeg parallelle lijnen voortloopen, vormt  
 j  zieh  hier  het  smalle  middengedeelte  van  Java, dat  aan  de  beide  
 zij den  door  een  meer  massief  gedeelte  wordt  begrensd.  Aan  de  
 [  noordzijde  begint.  de  kust  weder  noordoostwaarts  op  te  loopen  
 |   bij  Samarang,  terwijl  hare  strekking  vervolgens  allengs  nog  
 meer  recht  noordwaarts  wordt  tot  bij  Oedjong  Djati.  Uit  het  ge-  
 zegde  volgt,  dat  zieh  van  Oedjong  Tanah  tot  Oedjong  Djati een  
 uitgestrekte  inham  der  zee  vormt,  die  het  gansche  smalle  middengedeelte  
 van  Java  bespoelt.  Langs  dien  ganschen inham .vindt  
 men  geene  eigenlijke  baaien,  maar  slechts  kleine  bochten,  die  
 I  doorgaans  geheel  open  reeden  vormen.  De  eerste  is  die  van  
 I  Tjeribon,  welke,  daar  ze  aan  de  westzijde van den grooten inham