
 
        
         
		Yergeleken  met  het  verbazend  aantal  der  schadeljjke  insecten  
 is  het  getal  der  nuttige  gering;  maar  onder  de  weinige  insecten-  
 producten  zijn  er  toch  enkele  die  voor  den  handel  en  de  nijver-  
 heid  van  overgroot  belang  zijn.  In  dit  opzicht  draagt  eene  soort  
 van  lepidopteren  de  palm  weg;  want  geen  ander  voortbrengsel  
 der  insectenwereld  kan  zieh  met  de  zijde  nieten.  De  Sericaria  
 mori,  wier  larven  zieh,  als  zij  tot  de  verpopping  overgaan,  met  
 een  dicht  weefsel,  den  zoogenaamden cocon, omspinnen,  dat,  af-  
 gehaspeld,  ons  deze  kostbare  stof  levert,  behoort  tot de Spinners  
 of  bombyces,  eene  groote  familie  van  nachtvlinders,  die  op Java  
 door  vele  ten  deele  zeer  fraaie  en  vooral  ook  zeer  kolossale  
 soörten  vertegenwoordigd  is.  De  eigenljjke  zijdeworm  is  echter  
 op  Java  niet  inheemsch,  en  ofschoon  er  zijne  aankweeking  mo-  
 gelijk  i s ,  hebben  de  proeven op last van den Commissaris-Generaal  
 du  Bus  en  den  Gouverneur-Generaal  van  den  Bosch  daarmede  
 genomen,  der  regeering  veel  geld  gekost  en  weinig  vrucht  op-  
 geleverd.  In  1862  zijn  de  proeven  hervat met uit Siam ingevoerde  
 zijdewormen,  en  sedert  zoo  door  het  Gouvernement  als  door  
 sommige  particulieren  met  groote  volharding  voortgezet,  maar  
 met  bestendig  ongunstigen  uitslag,  daar,  ten  gevolge  van  her-  
 haaldelijk  ondervonden  tegenspoeden,  de  kosten  van  productie  
 verre  de  handelswaarde  van  het  product  te  boven  gaan. 
 In  dezen  stand  van  zaken  en  in  verband  met  de  pogingentot  
 invoering  der  teelt  van  nieuwe,  uit Indie, China en Japan afkom-  
 stige  soorten  van  zijdewormen,  heeft  men  voor  eenige  jaren oök  
 de  aandacht  gevestigd  op  onderscheidene  op  Java  in  het  wild  
 levende  bombyx-soorten,  die  bij  de  verpopping  cocons  vormen.  
 Yooral  kwamen  de  kolossale  Saturnia,  Atlas,  de  Saturnia  trife-  
 nestrata  en  de  Saturnia  insularis, — Javaansche  verscheidenheid  
 der  Saturnia  Cynthia  van  China,  —  in  aanmerking,  terwijl  ook  
 met  de  Saturnia jamamai  van  Japan  eenige  proeven zijn genomen.  
 De  Saturnia  Atlas  is  de  grootste  der  op  Java  voorkomende  vlin-  
 ders en wordt in het algemeen nauwelijks door eenige andere soort in  
 grootte  overtroffen.  De  vlucht  bedraagt  bij  de  mannetjes twee pah  
 men, bij  de  wijfjes  tot 25 centimeters.  De grondkleur is fraai  licht-  
 bruin,  met  breede,  in  het  geel  overgaande,  en met  verschiffende 
 figuren  beteekende  randen,  en  groote,  driehoekige,  doorzichtige,  
 parelmoerachtige  vlekken  in  het  midden  der  vier  vleugels.  De  
 groene,  met  bruin  bestipte,  sterk  gedoornde  en  negen centimeters  
 lange  rups  voedt  zieh met  de  bladeren  van Emblica  officinalis  en  
 enkele  andere  boomen,  en  is  niet  bijzonder  zeldzaam.  De cocons  
 zijn  grooter  en  zwaarder  dan  die  van  eenigen  anderen  zijdeworm  
 en  leveren  eene  vrij  goede  zijde  op.  Bij  de  proeven, volgens  een  
 rapport  van  Maart  1864,  in  den  plantentuin  te  Buitenzorg genomen  
 ,  is  dit  insect  aanvankelijk  uitgestorven,  maar  heeft  zieh, na  
 teruggevonden  te  zijn,  voldoende  vermenigvuldigd.  Later  vind  ik  
 er  echter  geen  gewag meer  van  gemaakt.  Bij  de Javaansche Cynthia  
 ,  een  veel kleineren, vaal groenen, overigens  in teekening zeer  
 met  de  Atlas  overeenkomenden,  maar  met  halvemaanvormige  in  
 plaats  van  driehoekige  vlekken  geteekenden  vlinder,  had  zieh,  
 volgens  hetzelfde  rapport,  nadat  eenige  generaties  elkander  ge-  
 regeld  waren  opgevolgd,  eene kwijning  geopenbaard, waardoor de  
 insecten  waren  uitgestorven,  terwijl het  niet  gelukt  was  ze  in het  
 wild  weder  te  vinden. De trifenestrata, een nog wat kleinere, rood-  
 achtig  bruin  gekleurde  bombyx,  met  drie  onder elkander geplaat-  
 ste  doorschijnende  vlekjes  op  de  bovenvleugels,  was in overvloed  
 in  het  wild  te  vinden,  maar  de  zijde  er  van  verkregen  was  in  
 Nederland  zoo  laag  getaxeerd,  dat  zij  de inzameling niet waardig  
 werd  geacht.  Yan  de  jamamai  werd  de  zijde  geacht  in  hoeda-  
 nigheid  met  die  van  de  Sericaria  mori  gelijk  te staan, maar men  
 had  reeds  nieuwe  eieren  uit  Japan moeten ontbieden, en vreesde,  
 dat,  zoo  dit  insect  al  voortteelde,  men  slechts  eene  generatie  in  
 het  jaar  zou  verkrijgen.  Daar  aanvankelijk  de  resultaten met den  
 gewonen  tammen  zijdeworm  verkregen,  veel günstiger waren dan  
 de  uitkomst  der  proeven  met  de  verschiffende  soorten  van wilde  
 zijdewormen,  schijnt  men  deze  laatste  al  spoedig  geheel  te  hebben  
 opgegeven;  maar  daar  later  ook  met  den tammen zijdeworm  
 slechts  aanhoudende  tegenspoed  werd  ondervonden,  laat  het  
 zieh  aanzien  dat  ook  met dezen de proeven, die reeds zulke groote  
 sommen  hebben  weggesleept,  weldra  zullen  gestaakt  worden.  
 Yolgens  Junghuhn  zou  het  groote  bezwaar  tegen de teelt der ge-  
 wone  zijdewormen  op  Java  gelegen  zjjn  in  de  gelijkmatigheid