
 
        
         
		liet  lemmer,  ieder  door  een  eigen  naam  aangeduid,  zijn  meer  
 dan  honderd  in  getal;;  van  een  veertigtal  der  meest voorkomende  
 kan  men  afbeeldingen  vinden  in  den  Atlas  van  Raffles.  Bij  
 kostbaarder  krissen  is  het  lemmer  dikwijls  fraai  gedamasceerd.  
 Dit  geschiedt  door  het  gewone  ijzer  samen  te  smeden  met  het  
 pamor,  een  zeer  wit,  smeedbaar  ijzer,  dat  in  verschillende  
 deelen  van  Insulinde,  doch  niet  op  Java  zelf,  gewonnen  wordt.  
 Pamor  wordt  nooit  op  zieh  zelf  verwerkt,  maar  in  aderen  of  
 draden  met  velerlei  slingeringen  door  het  gewone  ijzer  heenge-  
 trokken,  en  door  deze  bewerking  wordt,  zegt  men,  niet  alleen  
 de  schoonheid,  maar  ook  de  taaiheid  en  samenhang  der  wape-  
 nen  vermeerderd.  Het  contrast  tusschen  de  gewone  ijzerkleur  en  
 de  zilverwitte  aderen  wordt  nog  verhoogd  door  de  voltooide  kris  
 in  te  wrijven  met  limoensap  en  eene  oplossing  van  arsenicum,  
 en  het  schijnt  dat  vooral  dat  gebruik  aanleiding  heeft  gegeven  
 tot  het  sprookje,  dat  de  Javanen  hunne  krissen  vergiftigen  om  
 de  wonden  daarmee  toegebracht  gevaarlijker  te  maken.  Aan  het  
 boveneinde  van  het  lemmer  is  een  stift  gesmeed,  die  bevestigd  
 wordt  in  een  gevest  of  greep  van  hout,  been,  hoorn  of  ivoor,  
 in  fantastische  vormen  gesneden  en  soms  met  diamanten  bezet.  
 De  scheede  (saroeng)  is  altijd  van  hout,  doch  veelal  overtrok-  
 ken  met  een  tweede  van  spinsbek  (swäsä),  zilver  of  goud.  Het  
 meest  gezöchte  hout  voor  de  vervaardiging  van  krisscheeden  en  
 gevesten  is  het  kajoe  pelet,  een  witachtig  met  zwarte  vlammen  
 geteekend  hout,  van  een  mij  onbekenden,  maar  in  oostelijk  
 Java  niet  zeldzamen  boom  of  heester,  waaraan  geheimzinnige  
 krachten  worden  toegekend,  die  echter  van  zekere  eigenaardig-  
 heden  in  de  teekening  afhankelijk  zijn.  De  fraaie  krissen,  door  
 de  Javaansche  grooten  gedragen,  behooren  tot  de  merkwaardig-  
 ste  voortbrengselen  der  Javaansche  nijverheid,  en  verhelfen  den  
 vervaardiger  schier  tot  den  rang  van  een  kunstenaar. 
 De  kris  is  in  ae  oogen  van  den  Javaan  een  zoo  gewichtig  
 voorwerp,  dat  verschillende  legenden  omtrent  haar  in  omloop  
 zijn.  Grewoonlijk  wordt  de  uitvinding  van  dit  wapen  aan  den  
 beroemden  mythischen  held  Raden  Pandji  l)  toegeschreven; 
 *)  Zie  bl.  426,  454. 
 maar  Raffles  maakt  gewag  van  een  overlevering,  volgens  welke  
 een  oude  vorst  uit  het  Hindoe-tijdvak,  Sakoetram  of  Sapoetram  
 geheeten,  ter  wereld  zou  gekomen  zijn  met  een  kris  aan  zijn  
 zijde.  Deze  kris  zou  den  vorm  gehad  hebben  bekend  bij  den  
 naam  pasopati,  en  daarom  zou  de  dusgenoemde  soort  nog heden  
 het  hoogst  in  eere  zijn  *).  Eene  andere  overlevering  leert  dat  
 alle  volken  van  Insulinde  die  de  kris  gebruiken,  eenmaal  aan  
 Java  onderworpen  waren  en  van  daar  dat  gebruik  ontleenden.  
 De  Javaansche  geschiedenissen  zijn  vol  van  verhalen  van  heilige  
 en wonderdadige  krissen,  en  krissen  nemen  eene  eerste  plaats  
 in  zoowel  onder  de  rijkssieraden  der  vorsten  als  onder  de  poe-  
 saka’s (erfstukken), die ook onder de geringe Javanen van geslächte  
 tot  geslächte overgaan.  Maar  ofschoon  de  k ris ,  zooals  wij  boven  
 zagen,  ook  tot  de  krijgstoerusting  van  den  Javaan  behoort,  is  
 zij  thans  nauwelijks  meer  dan  een  lijfsieraad,  gelijk  in  Europa  
 in  de  vorige  eeuw  de  degen  was.  Ofschoon  de  Javaan  zeer  ge-  
 voelig  is  voor  beleedigingen,  wordt  toch  de  kris  slechts  zelden  
 door  hem  getrokken,  misschien  wel  juist  omdat  de  vrees  voor  
 wraakoefening,  waartoe  dit  wapen  zoo  gereede  gelegenheid  
 biedt,  hem  zelfbeheersching  en  het  onveranderlijk  in  acht nemen  
 van  een  beleefden  toon  geleerd  heeft. 
 Is  de  k ris ,  schoon  met  velerlei  onderscheid  in vorm en waarde  
 en  wijze  van  dragen,  aan  alle  Javanen  gemeen,  een  onder-  
 scheidingsteeken  van  vorsten,  prinsen  en  ambtenaren  is  de  
 pajoeng  of  songsong.  De  pajoeng  is  een  groot  zonnescherm  met  
 een  langen  stok,  en  wordt  den  genoemden  personen  door  een  
 volgeling  boven  het  hoofd  gehouden.  De  kleur  of  kleuren  der  
 pajoengs,  goud,  rood,  groen,  blauw  en  geel,  de  verdeeling  
 dezer  kleuren  in  strepen  en  randen,  gedeeltelijk  ook  de  knop,  
 wijzen  den  rang  aan  van  den  persoon  dien  zij  overschaduwen.  
 Zieh  schikkende  naar  de  Javaansche  gebruiken,  heeft  ook  het  
 Gouvernement  aan  zijne  inlandsche  dienaren  een  verschillende  
 pajoeng  naar  het  verschil  van  hunnen  rang  toegekend,  en  daar-  
 omtrent  zeer  nauwkeurige  verordeningen  uitgevaardigd.  Zelfs