
 
        
         
		slaven en de wijze waarop deze laatsten de vrijheid kunnen erlangen.  
 Yan-de  menigvuldige  voorschriften  hierop  betrekkelijk,  kon, we-  
 gens  den  bijzonderen  toestand  der  inlandsche  maatsehappij,  op  
 Java  schier niets worden toegepast. Vöör de invoering van den Islam  
 schijnt  er  de  eigenlijke  slavernij  onbekend  te  zijn  geweest;  de  
 algemeene  dienstbaarheid  der  volkmassa,  als  Soedra’s,  aan  de  
 leden  der  hoogere  kästen,  had  er  de slavernij  overbodig  gemaakt.  
 Maar  ook  de  Islam  heeft  geene  slavernij  op  Java  gebracht,  en  
 ofschoon  in  later  tijd  Javaansche  hoofden  een  enkele  maal  slaven  
 hielden, geschiedde dit op  het  voorbeeld  der  Europeanen, en werd  
 de  rechtstoestand dier onvrijen  door het Koomsch-Hollandsche, niet  
 door het Mohammedaansche recht beheerscht. Daar de slavernij, vol-  
 gens  het  recht van den Islam, schier bij uitsluiting een onmiddellijk  
 of  meer  verwijderd  gevolg  is  van  den heiligen oorlog tegen de on-  
 geloovigen,  zou  men  geneigd  zijn  uit  de  afwezigheid  der slavernij  
 op  Java  af  te  leiden, dat de Islam zonder  strijd  op  dat  eilandwas  
 gevestigd.  Doch  de  geschiedenis  zal  ons  leeren,  dat  dit  stellig  
 het  geval  niet  is  geweest.  Daarom  kan  ik  ook  in  het  gemis van  
 de  instelling  der  slavernij  öp  Java  slechts  een  bewijs  te  meer  
 zien,  hoe  weinig  de  maatschappelijke  toestand  van  dat  eiland  
 door  de  invoering  van  den  Islam  hervormd  is.  Zelfs  waar  de  
 gevolgen  van  den  heiligen  krijg  zieh in  de  al  of niet  dienstbaarheid  
 der  bevolking  vertoonen,  geschiedt  dit  in  eigenaardig  Javaansche  
 vormen.  Zoo  bestond  er  van  ouds  in  Bantam  een  on-  
 derscheid  tusschen  desa  mardika  en  desa  abdi, ' d.  i.  tusschen  
 vrije-  en  slavendessa s.  Men  maakte  namelijk  de  bevolking  der  
 dessa’s  die  weigerden  den  Islam  te  omhelzen  en  bloc  tot  rijks-  
 slaven, d.  i.  men  belastte  z e ,  behalve met de  reeds bovengemelde  
 bijzondere  belastingen  kiras  en  wang-lawang, metallerlei diensten  
 in  den  kraton  en  op  reis  aan  den  Sultan  te  bewijzen  1).  De  
 oude  toestand  is  gebleven  ook  toen  deze  bevolkingen  den  Islam  
 allengs  hebben  aangenomen. 
 Er  is  echter  op  Java  eene  klasse  van  vrouwen,  die,  al  zijn  
 zij  geen  voorwerp  van  eigenlijken  handel,  in een toestand verkee- 
 *)  Resume  6 8 .  229. 
 ren  die  weinig  van  dien  van  slavinnen  verschilt,  en  die  de  
 •moslem  wel  gedwongen  is  als  slavinnen  te  beschouwen,  indien  
 hij  van  het  standpunt  van  het  Mohammedaansche  recht  hare  
 betrekking  tot  hären  meester  wenscht  te  wettigen.  De  Islam  
 erkent  de  geslachtsgemeenschap  als  volkomen  wettig,  zoowel  
 wanneer  ze  geoefend  wordt  door  den' meester  met  zijne  slavin  
 krachtens  zijn  eigendomsrecht,  als  wanneer  ze  plaats  vindt  tusschen  
 man  en  vrouw  krachtens  den huwelijksband.  Ieder moslem  
 kan  te  gelijker  tijd  ten  hoogste  vier  wettige  vrouwen  hebben;  
 maar  hij  mag  bovendien  verkeeren . met  zoovele  slavinnen  als hij  
 betalen  kan.  Zijne  eigen  slavin  kan  hij  niet  huwen;  want  hij  
 heeft  reeds  zonder  huwelijk op haar het recht dat, wanneer het een  
 vrije  vrouw of de slavin eens anderen geldt,  alleen door het huwelijk  
 verkregen  wordt.  Elke  geslachtsgemeenschap  die  niet  door  een  
 dezer  beide  middelen  is  gewettigd,  is  zina,  overspei,  en  naar  
 het  zuiver  Mohammedaansche  recht  strafbaar  door  steeniging  
 of  geeseling,  zooals  reeds  vroeger  werd  vermeld.  Tusschen  
 de  kinderen  der  wettige  vrouw  en  die  der  slavin  bestaat,  wat  
 rechtstoestand  betreft,  niet  het  geringste  verschil. Op de nalaten-  
 schap  des  vaders hebben zij volmaakt dezelfde aanspraken; maar in  
 het erfdeel der kinderen van de slavin is de moeder zelve, als zij nog  
 in  leven  is ,  begrepen,  en  daar  de  wetverbiedt  dat ouders  slaven  
 hunner  kinderen  zijn,  is  dit  het middel  harer  vrijwording. 
 Op  Java  volgt  men  algemeen  het Mohammedaansche  huwlijks-  
 recht;  onder  de  volksklasse  komt  het  echter  zelden voor, dat  de  
 man  meer  dan  dene  vrouw  heeft,  daar  hij  meestal  de  middelen  
 mist  om  een  talrijk  gezin  te  onderhouden, en de gemakkelijkheid  
 der  echtscheiding  hem  in  Staat  stelt  zijne vrouw, zoo vaak hij wil,  
 voor  eene  andere  te  verwisselen.  Maar  in  de  harems  der vorsten  
 en  grooten  vindt  men  doorgaans,  nevens  het  geoorloofd  aantal  
 wettige  vrouwen,  een  kleiner.of  grooter  getal  van  bijzitten,  
 zoogenaamde  goendiks.  Deze  laatsten behooren  door hare afkomst  
 bij na altijd tot de volksklasse.  Zij worden echter van hare  ouders  of  
 echtgenooten  niet  gekocht,  maar  eenvoudig  verlangd  of geeischt,  
 en  niet  licht  zal  een  Javaan  het  wagen,  den wensch  van  zijn  
 hoofd  in  dit  opzicht  te  weerstreven;  ja   hij  moet  het  zieh tot eene