
 
        
         
		en  den  genialen  blik  van  Wilhelm  van  Humboldt,  die  zieh  bij  
 de  samenStelling  van  zijn. werk  „über  die  Kawisprache“  met  
 de  gebretkigste  middelen  behelpen  moest,  washet  niet  vergund  
 ook  maar  eene  enkele  bladzijde  van  dat  boek  met  zekerheid  te  
 lezen.  Later  hebben  de  onderzoefeingen  van  Friederich  den  weg  
 gebaand  tot  betere  kennis;  maar  eerst  aan  de  grondige  Studien  
 van  de  heeren  van  der  Tunk,  Cohen  Stuart  en  Kern  is  bet  
 gelukt  eenige  onbetwistbare  feiten  aan  het  licht  te  brengen.  In  
 het  derde  boek  zullen  wij  meer  daarvan  vernemen;  hier moeten  
 wij  ons  bepalen  tot  het  weinige  dat  de  taal  zelve  betreft  waar-  
 van  de  bevolking  van  Java  in  dat  tijdvak  gebruik  maakte. 
 Het  is  even  zeker  dat  de  taal  der  vreemdelingen,  die  zieh op  
 Java  kwamen  vestigen,  het  Sanskriet  was,  als  dat  de  taal  der  
 Javanen  zelven  een  der  takken  is  van  den  grooten  Maleisehen  
 taalstam.  Omtrent  dit  laatste  is  nooit  een  twijfel  geopperd; maar  
 niet  geheel  ontbreekthet  aan  vermoedens,  dat  de  taal  der  kolo-  
 nisten  deels  Prakriet, deels Pali zou geweest zijn.  Het zorgvuldigst  
 onderzoek  beeft  echter  steeds  bevestigd,  dat  alle  Hindoesche  
 bestanddeelen  die,  hetzij  in het oud  of  nieuw  Javaansch,  hetzij,  
 in  mindere  hoeveelheid,  in  de  andere  talen  van  den  Archipel  
 worden  aangetroffen,  zuiver  Sanskrietsch  zijn,  met  uit-  
 zondering  van een zeer beperkt aantal Prakrietsche en Draviedische  
 woorden  die  in  later  tijd  door  het handelsverkeer  zijn  ingevoerd.  
 En  met  zekerheid  kan  men  verder  hieruit  opmaken,  dat  zij  die  
 zoowel  het  Boeddhisme  als  het  Brahmanisme  op  Java  gebracht  
 hebben,  niet  uit  het  zuiden  van  Hindostan,  maar  uit  noorde-  
 lijker  gewesten  afkomstig  waren  '). 
 Omtrent  den  tijd  waarop  de  eerste  Hihdoe-kolonisten  naar  
 Java  kwamen,  kan  nog  niets  met  zekerheid  bepaald  worden;  
 wij  weten  alleen  uit  het  bericht  van  den  Chineeschen  pelgrim  
 Fa-Hian,  dat  in  den  aanvang  der  vijfde  eeuw  het  Brahmanisme  
 op  Java  bekend  was.  Omtrent  de  taal  die,  van  omstreeks  het  
 jaar  800  na  Christus  of  vroeger  tot  aan  het  tjjdstip  der  invoe-  
 ring van  den  Islam,  onder  de  beheerschers der  Javasche gewesten 
 ')  Kern  in  Bijdr.  t.  I   T.  L.  en  Vk.  8 e  Volgr.  VIII.  196 
 als  schrijftaal  in  gebruik  was,  bezitten  wij  thans  zekere  kennis,  
 door  eene  reeks  van  met nauwkeurigheid  gedagteekende  authen-  
 tieke  .stukken,  uit  dat  tijdvak  afkomstig,  en  meer  of minder  
 volkomen  ontcijferd.  De  tegenwoordige  Javanen  noemen  die  
 ta a l,  die  zij niet meer  verstaan , de t e m b oe n g  o f b ä s ä   k aw i ,   
 d.  i.  de  taal  der  gedichten ,  omdat  de  oude  Javaansche  gedich-  
 ten,  die  zij  thans  slechts  in  nieuwere  omwerkingen  lezen,  daarin  
 geschreven  waren. Wij  weten  echter  thans  dat  die  taal  geenszins  
 tot  de  gebonden  rede  beperkt  was,  en  dat  het  tot  verkeerde  
 voorstelling  aanleiding  geeft,  wanneer  men  haar  als  eene  uit-  
 sluitend  poetische  taal  doet  voorkomen.  De  heer  Kern wil daarom  
 den  naam  Oud-Javaansch  voor  dien  van  Kawi  in  de. plaats  
 stellen  ');  de  heer  Cohen  Stuart  handhaaft  dezen  laatsten,  omdat  
 h ij,  mits men niet aan de letterlijke beteekenis hechte, het voor-  
 deel  heeft,  het  Javaansch,  zooals  het  vöör  allen  Arabischen,  
 Perzischen  of  Europeeschen  invloed,  in  een  geheel  afgesloten  
 tijdperk  der  Javaansche  geschiedenis,  geschreven  werd,  met een  
 enkel  woord  bepaald  en  scherp  aan  te  duiden.2) 
 Ofschoon  de  vreemdelingen  ongetwijfeld  van  tijd  tot  tijd  
 door  de  overkomst  van  nieuwe  kolonien  versterkt  werden,  en  
 daardoor,  in verband met  hunne  hoogere  intellectueele  ontwikke-  
 ling,  er  in  konden  slagen  de  inboorlingen  allengs  aan  hungezag  
 te  onderwerpen,  was  het  echter  onvermijdelijk  dat  zij  zieh  in  
 de  taal  naar  hunne  onderhoorigen  schikten.  Onder  elkander  
 mögen  zij  wellicht  nog  langen  tijd  Sanskriet,  in  steeds  achter-  
 uitgaanden  graad  van  zuiverheid,  gesproken  hebben,  in  hunne  
 bevelen  aan  de  verachte  Sjoedra’s moesten  zieh de trotsche Ariers  
 van  de  Javansche  taal  bedienen,  wilden  ze  door  hen  verstaan  
 worden  en  zieh  gehoorzaamd  zien.  Aan  den  anderen  kant  zal  
 zieh  de  geringe  man  beijverd  hebben  zijne  overheerschers  te  
 vleien  en  günstig  te  stemmen,  door  hen  zooveel  mogelijk  in  
 hunne  eigene  taal  toe  te  spreken,  en  zijn best  te  doen om  hunne  
 fijnere  uitspraak  na  te  volgen  en  zijne  rede  met  lange  en  deftige 
 J)  Verslag  aang.  afdr.  van  te  Batav.  aanw.  kawi-oorkonden,  bl.  2.  (Ook  in  Versl  
 en  Meded,  d.  K.  Ak.  v.  W.  afd.  Letterk.  2c  reeks,  D.  I.) 
 2)  Not.  v.  h.  Bat.  Gen.  D.  V III  ,  bl  XXIII.