
 
        
         
		ons in de uitdrukkingen noordoost, zuidwest enz. geschiedt,  met  elkander  
 verbonden  om de viervoornaamstetusschenliggende streken  
 aan  te  wijzen.  Termen  voor  verdere  Yerdeeling  schijnen  aan  de  
 taal  te  ontbreken. 
 Over  de  historische  kennis  der  Javanen  heb  ik  reeds  gespro-  
 ken  bij  hunne  letterkunde  ').  Ik  moet  echter  nog  een  enlcel  
 woord  zeggen  over  die  bijzondere  wijze  van  de  jaartallen  aan  te  
 duiden,  die  onder  den  naam  van  Tjändrä  Sengkälä  bekend  is.  
 Zij  bestäat  in  de  kunst  om zekere  woorden ,  die ieder een bepaald  
 cijfer  en  gezamenlijk  de  cijfers  van  het  bedoelde jaartal voorstel-  
 len ,  zoo  met  elkander  te  verbinden,  dat  zij tevens niet  alleen een  
 zin  vormen  , maar liefst een  zin die een toespeling  op  de  bedoelde  
 gebeurtenis  bevat.  De  woorden  die  op  deze  wijze  de  cijfers  1  
 tot  9  en  de  nul  aanduiden,  zijn  vrij  menigvuldig  en  behooren  
 doorgaans  tot  het  Kawi;  het  verband  tusschen  de  beteekenis  
 van  het  woord  en  zijne  getalswaarde  is  niet  altijd  duidelijk.  Dit  
 daargelaten,  heeft  de  geheele  manier  groote  overeenkomst  met  
 de  gewone  kunstmiddelen  der  mnemoniek.  Een  enkel  voor-  
 beeld  zal  de  zaak  duidelijk maken.  S i r n ä  h i l a n g   k e r t a n i n g   
 b o emi  beteekent letterlijk:  verdwenen, verloren  (is)de  voorspoed  
 des  lands.  De  woorden  sirnä  en  hilang  drukken  0  u it,  kertä  4,  
 boemi 1.  Deze  cijfers,  gerangschikt  in  de  omgekeerde  orde  der  
 woorden,  zooals  het  gebruik  eischt,  geven  het  jaar  1400,  het  
 vermeende  ja a r,  volgens  de  Javaansehe  a e ra ,  van  den  val  van  
 Mädjäpahit,  op  welke  gebeurtenis  ook  de  woorden  zinspelen  3). 
 Met  de  philologische  kennis  der  Javanen  is  het  ook  al  niet  
 günstig  gesteld.  Yan  eene  wetenschappelijke  beoefening  der  
 moedertaal,  zooals  men  bij  de Hindoes en Arabieren aantreft, zijn  
 weinig  sporen  te  vinden,  en  van  de  oude  dichtertaal,  het  Kawi,  
 verstaat  het  tegenwoordig  geslacht  bijna  niets  meer.  Men  vindt  
 echter  enkele  geschritten  die  tot  de  studie  der  laatste betrekking  
 hebben,  zooals  de  bekende  Däsänämä (letterlijk:  de  tien  namen),  
 eene  verzameling  van  Kawische  synoniemen,  met  aanwjjzing 
 *)  Blz.  426.  vv. 
 ")  Een  lijst  der  voor  de TjKndrä  Sengkitläi meest  gebruikelijke  woorden  geeft Gericke,  
 Verhh.  v.  h.  Bat.  Gen.  XV.  76. 
 van  het  fijnere  verschil  in  ’t  Javaansch.  Of  de  Tjaräkä  Bäsä,  
 door  Prof.  Roorda  beschreven  als  „een  Javaansch  werk  dat  in  
 alphabetische  orde  de  verklaring  bevat  van  onderscheidene  be-  
 namingen  van  voorwerpen“  *),  ook  bepaaldelijk  tot  het  Kawi  
 betrekking  heeft,  blijkt  uit  de  beschrijving  niet. 
 Hoe  het  met  de  kennis der  Arabische  taal  en literatuur  onder  
 de  Javanen  gesteld  is,  bleek  ons  reeds  in  het  hoofdstuk  over  
 godsdienst  en  recht.  Over  het  algemeen  is  zij  hoogst  gebrekkig  
 en  oppervlakkig  en alleen  längs  den  empirischen  weg  verkregen;  
 zij zou vermoedelijk  spoedig  verloren  gaan,  indien  hare  beoefening  
 niet  door  de  Arabieren  en Arabische mestiezen, die op Java  
 zoo  talrijk  zijn,  werd  onderhouden  en  aangemoedigd. 
 Yan  de  kennis  der  Europeesche  ta len ,  ook  de  Nederlandsche  
 niet  uitgezonderd,  hebben  tot  voor  körten  tjjd  de  Javanen  nage-  
 noeg  geen  werk  gemaakt.  Half  uit  instinct,  half naar een stelsel,  
 hebben  de  Niederländers  de  beoefening  hunner  taal,  zelfs  door  
 aanzienlijke  inlanders,  vroeger  altijd  meer tegengewerkt  dan aangemoedigd. 
   Van  den  anderen  kant  hebben  ook  zij  zelven  eerst  
 voor  ruim  dertig jaren  aangevangen  het  belang  in te zien,  dat de  
 Europeesche  ambtenaren  en  allen  die  met  de bevolking van Java  
 in  nauwere  aanraking  komen,  met  de taal der Javanen vertrouwd  
 zijn.  Men  heeft  in  vroeger  tijd  met  de  hoofden  alleen  gemeen-  
 schap  geoefend  door  middel  van  het  Maleisch,  en  zieh  met  het  
 volk,  dat  men  door  middel  zijner  eigen  hoofden  bestuurde,  in  
 het  geheel  niet  bemoeid.  Daar  voor  geen  der  beide  partijen  het  
 Maleisch  de  moedertaal  was,  hebben  zij  als  om  strijd  die  taal  
 verminkt  en  verknoeid.  Er  is  dus  een  zeer verbasterde Maleische  
 spreektaal, juister nog brabbeltaal, ontstaan, die eigenlijk de Niederländers  
 aan de  Javaansehe  hoofden  hebben  opgedrongen, maar die  
 toch  algemeen  door  hen  verstaan  en  nog  heden  in  den  omgang  
 met  Europeanen  gewoenlijk  gebruikt  wordt. 
 Wanneer  men  in  aanmerking  neemt  dat  op  de  godsdienst-  
 scholen,  de  eenige  die  voor  de  massa  der  Javanen  openstaan,  
 van  het  lezen  en  schrijven  der  moedertaal  volstrekt  geen  werk 
 Jav.  Ned.  Handwoordenboek,  135.