
 
        
         
		Kr.,  maand;  p ä s ä   Kg.,  s i j am  Kr.,  vasten;  a l i t   Kg.,  t j i l i k   
 Kr.,  klein;  g e d é   Kg.,  a g é n g  Kr. ,   groot; t o e roeKg . ,  t i l em  
 Kr.,  slapen;  o e r i p   Kg.,  g e s a n g   Kr.,  leven.  Yoorbe'elden  van  
 het verschil in klanken zijn: djägäKg. ,  djagi  Kr., waken; a gäm ä  
 Kg., a g ami   Kr., godsdienst; l émo e  Kg., lema  Kr., vet;  da wo eh  
 Kg.,  d awa h   Kr.,  bevel;  d o e k o e h   Kg.,  d e k a h   Kr.,  gehuoht;  
 d o e r o e n g   Kg., d é r é n g  Kr. , nog niet;  k o e t ä   Kg.,  ki täKr . ,   
 vesting;  lo r   Kg.,  l é r   Kr.,  noorden;  t a k o n   Kg.,  t a k é n   Kr.,  
 vragen. Yerandering  van  uitgang  eindelijk vindt men  onder  andere  
 in  de  volgende  woorden:  p a r i   Kg.,  p a n t o e n   Kr.,  rijst  in  de  
 aar;  s a l i n   Kg.,  s a n t o e n   Kr.,  verwisselen; k i r  ä Kg.,  k i n t e n   
 Kr.,  vermoeden;  s a g ä r ä  Kg.,  s a g a n t e n   Kr.,  zee;  s o r é   Kg.,  
 so n  t e n   Kr.,  avond;  dinä-Kg.,  d i n t é n   Kr.,  dag;  wa di   Kg.  
 wado sK r .,   geheim ;  j e k t i   Kg., j é k t o s  Kr., waar; mädj äKg.,  
 maö s   Kr.,  zekere  vrucht;  r a s a  Kg.,  r a ö s   Kr.,  gevoel;  k a j o e   
 Kg.,  k a d j é n gKr . ,   hout; p r a k a raKg . ,  p r a k awi s  Kr.,  rechts-  
 zaak;  t a l i   Kg.,  t a n g s o e l   Kr.,  touw.  De  veranderingen  der  
 vokalen  en  uitgangen  geschieden  tot  zekere  hoogte  naar  vaste  
 regelen,  die  in  de  werken  over  Javaansche  spraakkunst  worden  
 ontvouwd. 
 Het Kgoko  wordt door geringe lieden en kinderen onder elkander  
 en  door  den  meerdere  tot  den  mindere  gesproken;  daarentegen  
 spreken  aanzienlijken  en  personen  van  eenigen  rang  onder elkander  
 het  Krämä,  tenzij  de  betrekking  waarin  zij  tot  elkander  
 staan,  b.  v.  die  van  vader  tot  zoon,  het  gebruik  van  Kgoko  
 vordert,  en  steeds  spreekt  de  mindere  in  Krämä  tot  zijn  meerdere. 
   Het  Madjä  of  de  middeltaal,  die  uit  eene  vermenging  van  
 Krämä  en  Kgoko  en  eenige  weinige  eigen  woorden  bestaat,  is  
 de  uitdrukking  van  vriendelijke  gemeenzaamheid.  De kooplieden,  
 de  bedienden  der  aanzienlijken,  en  ook  de  dessa-bewoners  
 spreken  deze  taalsoort  onder  elkander,  in  plaats  van  het  Krämä, 
   wanneer  er  geen  reden  is  om  het  Kgoko  te  bezigen,  en  
 vaak  wordt  zij  gebruikt  door  meerderen  in  rang,  wanneer  de  
 minderen  tot  wie  zij  het  woord  richten,  om  hoogere  jaren  aan-  
 spraak  hebben  op  eene  beleefde  behandéling.  De  bäsä  kedaton  
 of  hoftaal  onderscheidt  zieh  slechts  door  zeer  enkele  bijzondere 
 uitdrukkingen.  Krämä  inggil  of  hoog-Krämä  noemt  men  eenige  
 weinige  tot  personen  betrekking  hebbende  woorden,  die hoofdza-  
 kelijk  gebruikt worden wanneer men v an ,  zelden-wanneer men to t  
 voorname  personen  spreekt,  en  die alleen een vorst kan gebruiken  
 van  zieh  zelven.  Kgoko  andap  daarentegen  of  laag-Kgoko  noemt  
 men  eenige  platte  uitdrukkingen,  die  gebruikt  worden  wanneer  
 men  van  of  tot  personen  sprekende,  minachting  voor  hen  wil  
 uitdrukken. 
 Ik  moet  nog  een  woord  zeggen  over  de  talen  der  beide  
 stammen  die  buiten  de  eigenlijke  Javanen  het  eiland  Java  ber  
 wonen.  Ik  heb  het  Madoereesch  reeds  beschreven  als  een  sterk  
 geindividualiseerd  dialect  van  het  Javaansch ’);  het  beantwoordt,  
 wat  zijn  eigenaardigheden  in  uitspraak  en  woordenschat  betreft,  
 aan  hetgeen  men  mocht  verwachten  van  zijn  ontstaan  op  een  
 van  Java  afgezonderd  eiland.  Een  Krämä  heeft  zieh  bij  den  
 meer  onafhankelijken  zin  des  volks  in  het Madoereesch  niet  ge-  
 vormd;  maar de Madoereezen op Java nemen in het spreken tot hun  
 meerderen  soms  Javaansche  Krämä-vormen  over.  In  brieven  en  
 andere  in  het  dagelijksch  verkeer  voorkomende  stukken  wordt  
 het  Madoereesch  met  de  Javaansche  kärakters  geschreven;  
 maar  tot  het  bezit  eener  eigene  letterkunde  kon  het  zieh  niet  
 verhelfen.  De  schrijftaal  van  meer  beschaafde Madoereezen schijnt  
 steeds  het  Javaansch  te  zijn  geweest.  Over  het  onderscheid*  
 tusschen  het  eigenlijk  Madoereesch  en  het  Soemanapsch,  waar-  
 van  Raffies  gewaagt  2),  is ,  zooveel  ik  weet,  nog  geen verder  
 licht  verspreid. 
 Het  Soendaasch  of,  zooals  men  gewoonljjk  schrijft,  het  Soen-  
 daneesch,  staat tot  het Javaansch wel eenigermate in de betrekking  
 waarin  in  Duitschland  het  Platduitsch  tot  het  Hoogduitsch staat.  
 Ofschoon  het  in  den  grond  met  het  Javaansch  gelijke  rechten  
 heeft,  is  het door de omstandigheden op den achtergrond  geplaatst  
 en in zijn ontwikkeling gestremd.  Als literarische taal  is  het langen  
 tijd  verdrongen  door  het  Javaansch,  dat  zelfs  de  taal  der  hoven  
 van  Bantam  en  Tjeribon  werd,  en  zieh  vandaar  uit  onder  de 
 Bl.  267.  3)  I.  400.