
 
        
         
		30  en  29  dagen  duren,  zoodat  het  jaar  354  dagen  heeft  en  elf  
 dagen  bij  den  zonsomloop  te  kort  schiet.  De  namen  der  maan-  
 den  zijn  de  Arabische  zelye,  maar  naar  de eischen der inlandsch/  
 uitspraak  gewijzigd.  In  verband  met den feestcyclus worden echter  
 aan  sommige  maanden  vaak  andere  namen  gegeben, die bijzonder  
 aan  den  Javaanschen  kalender  eigen  zijn. 
 De  eerste  maand  van het Mohammedaansche jaar heet meharram  
 of,  zooals  de  Javanen  het  uitspreken,  moekaram;  maarwordtop  
 Java  zeer  dikwijls  soerä  genoemd.  Deze  naam  is  ontleend  aan  
 een  op  den  10*»  di er  maand  vallend  feest,  dat  vroeger  op Java  
 algemeen  gevierd  werd,  ofschoon het  nooit  met  de  drie  garébegs  
 werd  gelijk  gesteld,  maar  thans bijna geheel in vergetelheid schijnt  
 geraakt  te  zijn.  Dit  feest,  waarvan  de  naam  eigenlijk ’asjoera  
 luidt,  heeft  een  zeer  zonderlinge  geschiedenis  gehad.  Oorsprón-  
 kelijk  is  het  niets  anders  dan  de  groote  verzoendag  der  Joden,  
 waarom  het  ook  door  de  oude  Arabieren  ais  vastendag  gevierd  
 werd,  en  nog  velemoslemen  d e ’asjoera,  schoon  zonder wettelijke  
 verplichting,  ais  vastendag  in  acht  namen.  Maar, allerlei  herin-  
 neringen  uit  de  profeten-legende  hebben  zieh  bij  de  moslemen  
 aan  dien  dag  geknoopt,  en  vooral  ook  herinnert  ons zijne viering  
 aan  de  groote  scheuring  in  de  Mohammedaansche  wereld,  die  
 tot  de  eerste  dagen  na  den  dood  van  den  Profeet  opklimt,  toen  
 zijn  schoonzoon  Ali,  ofschoon,  navelermeening,  de  eenigedieop  
 de  opvolging  recht  had,  achtereenvolgens  door  Áboebekr,  Omar  
 en  Othman  uit  het  Khalifaat  werd  verdrongen,  en  eindelijk met  
 zijne  zonen  in  den  strijd  tegen  de  Ommeijaden bezweek.  De aan-  
 hangers  van  Ali,  die  nog,  onder  den  naam  van  Sji’ieten,  eene  
 mächtige  partij  vormen  in de Mohammedaansche wereld, eene partij  
 die  thans  harén  hoofdzetel  in  Perzié heeft/vieren  op h e t’asjoera-  
 feest  de  herinnering  van  den  dood  van  Hoesein,  Ali’s  tweeden  
 zoon,  met  de  gansche  schaar  zijner  yolgelingen,  in  den  slagvan  
 Kerbela,  en  noemen  het  „feest  der  slachting.“  Intusschen  wordt  
 ook  door  de  orthodoxe  moslemen  het  droevig  lot  van  Ali  en  
 zijne  zonen  betreurd  en  sluiten  ook  zij  de herdenking van Mohammeds  
 kleinzonen  van  de  viering  van  dien  dag  niet  uit.  Moeilijk  
 is  het  te  zeggen  wat  eigenlijk  voor  orthodoxe  moslemen  de  beteekenis  
 van  den  ’asjoeradag  is,  maar  zeker  is  het  dat  hij  op  
 Java  van  ouds,  misschien  door  Perzischen  invloed,  waarvan  ook  
 vele  andere  sporen  kunnen  worden  waargenomen,  vooral  aan  de  
 nagedachtenis  van  Hoesein  en  zijn  ouderen  broeder  Hasan  
 gewijd  was.  Yroeger  werden  op  dit  feest  met  kunstbloemen  
 versierde  lantarens  rondgedragen  ‘) ;  thans  wordt  nog  slechts  
 hier  en  daar  een  bijzondere  soort  van  brij,  boeboer  soerä  
 geheeten,  als  een  sidekah  ter  eere  van  Hasan  en  Hoesein  
 opgedischt. 
 De derde  maand van  het Mohammedaansche ja a r, rabi’oe’l-awal,  
 naar  Javaansche  uitspraak  rabingoel-awal,  wordt  gewoonlijk  de  
 moeloed-maand  genoemd,  omdat  op haar twaalfden dag de garebeg  
 moeloed,  het  feest  van  Mohammeds  geboorte,  invalt.  Ofschoon  
 de  moeloed  (juister  maulid)  ook  in  andere  Mohammedaansche  
 landen  gevierd  wordt,  schijnt  men  er  op  Java  een  meer  dan ge-  
 woon gewicht aan te hechten. De vreugdebedrijven, in gamelanspel,  
 wajangvertooningen,  maaltijden  enz.  bestaande,  beginnen  door-  
 gaans  reeds  zes  dagen  te  voren; zij zijn geheel van denzelfden aard  
 als  op  de  beide  beirams,  en  ook  de  ceremonien  der  feestviering  
 aan  de  hoven  der  Javaansche  vorsten,  die  wjj  in  het  vijfde boek  
 nader  beschrijven  zullen,  zijn  geheel  aan  die  der andere garebegs  
 gelijk;  alleen  de  kerkelijke  viering  verschilt.  Een  bijzonder  met  
 een  preek  verbonden  gebed,  gelijk  op  de  andere  groote feesten,  
 heeft  niet  plaats,  maar  op  den  avond  waarmede  het feest begint,  
 (want  de  dag  vangt  aan  met  zonsondergang)  verzamelen  zieh  in  
 de  groote  moskee  van  Soerakarta  en  van  Jogjakarta  al  de  voor-  
 naamste  priesters  van  het  geheele  rijk  en  voeren,  in witte tab-  
 baarden  en  witte  tulbanden  gekleed,  een  dikir  ä)  uit  ter  eere  
 van  den  Profeet,  die  onder  den  naam  van  dikir, moeloed  bekend  
 is.  Ik  vermoed  dat  ook  in  de  verschallende  regentschappen  der  
 Grouvernementslanden  zulke  dikirs  in  de  hoofdmoskee  gehouden  
 worden;  want  de  dikir  is  een  vorm  van  Godsvereering  die  ook  
 in  andere  Mohammedaansche  landen  meer  bijzonder  aan dit feest 
 *)  Catal.  der  ethnol.  verz.  v.  h.  Bat.  Gen.  bl.  73,  no.  351. 
 2)  Zic  blz.  339.