
 
        
         
		vormt  liefst  een  overgang  van  het  kustbosch  tot de lommerrijke,  
 oorspronkelijke  wouden. 
 ^ Een  meer  op  zieh  zelf  staand  gebied  in  de  kustflora maken de  
 uitgestrekte  bosschen  van  waaierpalmen  uit,  die  in  West-Java ,  
 vooral  m  de  nabijheid  der  zuiderkust,  door  den  gebang-palm  
 (Corypha  gebanga)  worden  gevormd,  terwijl  alleen  in  het  oos-  
 telijkst  gedeelte  de  lontar-palxn  (Borassus  flabelliformis)  daarvoor  
 in  de  plaats  treedt.  De  gebang-palm  daalt  nimmer  af  tot  in  de  
 onmiddellijke  nabijheid  der  kust  en  verwijdert  zieh  ook  nimmer  
 op  grooten  afstand  daarvan;  de  daaruit  bestaande bosschen strek-  
 ken  zieh  met  eene  breedte  van  hoogstens  4  paal  en met  scherp-  
 geteekende  grenzen  uit  op  een  afstand  van  een  halven  tot  drie  
 palen  van  het  strand.  Beschouwt  men  zulk  een  palmbosch  van  
 een  hooger  gelegen  standpunt,  dan  schijnt  het  uit  millioenen,  
 van  30  tot  40  voet  hooge,  lijnrecht  groeiende  zuiltjes,  met  vol-  
 bomen  gelijkvormige,  kogelronde  bladkroonen  te  bestaan;  treedt  
 men  het  woud  binnen,  dan  bespeurt  men  dat  die  kogelronde  
 kroonen  zijn  samengesteld  uit  verbazend  groote  waaiervormige  
 bladen,  en  dat  de  zuiltjes  uit  plomp  gevormde,  hier  tot  geringen  
 omvang  samengetrobken,  elders  bultig  uitgezette  stammen  
 bestaan.  Yoor  den  gebang-palm  schijnt  de  zilte waterdamp,  
 die  in  de  nabijheid  der  zee  in  den  dampkring  verspreid  is , eene  
 eerste  levensvoorwaarde  te  zijn.  Het  nut  dat  de  inlanders  ook  
 van  dezen  palm  trekken,  is  zeer  groot.  De  harde  buitenwand  
 van  den  stam  wordt  tot  huisgereedschap  verwerkt  en  dient,  in  
 horizontale  stukken  gesneden  en  aan  de  ¿¿ne  zijde  met  een  gei-  
 tenvel  overtrokken,  als  bedoeg  (trom)  om  de  gebedsuren  aan  te  
 kündigen.  Het  merg  levert  eene  soort  van  sago  op,  die  intijden  
 van  schaarschte  voor  hongersnood  bewaart.  De  jonge  nog  niet  
 ontwikkelde  bladen  worden  als  toespijs  bij  de  rijst  gegeten;  de  
 halfrijpe  vruchten  worden  rauw  genuttigd  of  er  wordt  een  ver-  
 koelende  drank  uit  bereid.  Jonge  bladeren  leveren  een  soort van  
 grof  garen  voor  zakben  en  kleedjes,  de  oude  worden  tot  dakbe-  
 dekking  of  de  vervaardiging  van  zeilen  gebruikt. De jonge vruchten  
 dienen  als  middel  om  bij  de  vischvangst  de  visch  te  bedwel-  
 men  en  uit  de  rijpe  worden  knoopen  gesneden  en  koralen  voor 
 den Moslemschen  rozenkrans.  De  lontar-palm  dient op Java vooral  
 tot  bereiding  van  suiker  uit  het  sap  dat  in  overvloed  uit  de  
 vrouwelijke  bloemkolven  verzameld  wordt.  Maar  ook  deze  boom  
 levert  sago  en  eetbare  vruchten,  van  wier  uitgekookt  sap  in  
 sommige  landen  een  soort  van  koeken  of brooden gemaakt wordt.  
 De  bladeren  waren  van  ouds  in  het  oosten  algemeen  in  gebruik  
 om  op  te  schrijven  en  worden  nog  hier  en  daar  tot  dat  einde  
 gebezigd. 
 Wij  verlaten  thans  de  kusten  en  wenden  ons  naar het binnen-  
 land,  waar  wij  in  de  eerste  plaats  den  blik  richten  naar  de zeer  
 eigenaardige  rawa-flora  of plantbekleeding der stilstaande wateren.  
 De  planten  die  den  Spiegel  dezer  wateren  bedekken,  hebben  
 groote  overeenkomst met  de moerasplanten van Europa. Het meest  
 trekken  onze  aandacht  de  Utricularia’s  met  hare  talrijke  gele  
 bloemen,  overeenkomende  met  ons  blaaskruid,  en  de  tarat¿’s  of  
 lotusbloemen,  die  zulk  eene  groote  rol  speien  in  de  Indische  
 mythologie,  en  tot  dezelfde  familie  behooren  als  onze  bekende  
 plompen,  die  zij  echter  verre  in  de  pracht  der  bloemen  achter  
 zieh  laten.  De  witte  en  blauwe  blöemen  van Nymphaea  lotus  en  
 Nymphaea  stellata,  en  de  nog  schoonere  en  grootere  rozenroode  
 bloemen  van  Nelumbium  speciosum  zijn  ieder  aan  eene  bjjzon-  
 dere  godheid  van  het  Hindoe-pantheon  gewijd.  In  de  tusschen-  
 ruimten  der  drijvende bloemperken, doör de lotusplanten gevormd,  
 is  de  waterspiegel  geheel  bedekt  met  de  bij  millioenen  in  rozet-  
 vortn  gerangschikte,  dicht  opeen  staande  bladeren  van  Pistia  
 stratiotes, of wel met het bekende eendenkroos, eene kosmopolitische  
 plant,  die  aan  alle  wereldstreken  gemeen  schijnt.  Bondom  de  
 moerassen  is  een  bekoorlijk  tapijt  uitgespreid,  waarvan  verschil-  
 lende  grassen  en  cyperaceeen  de  groene  grondkleür  vormen, met  
 het  geel  en  rood  en  blauw  der  bloemen  van  verschillende  krui-  
 den  en  struiken  afgezet. 
 Een  geheel  anderen  aanblik  bieden  ons  de  uitgestrekte  gras-  
 wildernissen,  die  onder  den  naam  van  alang-alang-velden bekend  
 zijn.  Zij  bestaan  uit  eene  eentonige  zilverwitte  graszee,  die  zieh  
 mijlen  ver  over  de  vlakten  of  zachtglooiende  berghellingen  uit-  
 strekt,  voornamelijk  gevormd  door  het  zware,  drie  a  vier  voet