
 
        
         
		vertelde  den  droom aan hären man , en na eenig oyerleg kwamen zij  
 tot  het  besluit,  dat  de  verschijning  op  den  aan  wal  gesleepten  
 boomstam  betrekking  moest  hebben.  De  boom  werd  naar  huis  
 gehaald  en  gekloofd,  en  in  het  binnenste  van  den  stam  vond  
 men  een  pop  der  wajang  karoetjil  leggen,  die  daarop  den  naam  
 ontving  van  Kja'i  Gandroeng. 
 Kort  daarna  had  de  vrouw  een  tweeden  droom.  Op  het  erf  
 voor  haar  huis  stonden  twee  kelor-boomen,  en  nu  droomde  zij  
 dat  in  een  van  dezen  een  vrouw  zat,  die  weende  en  klaagde,  
 dat  zij  hären  man  zocht.  Kader  ondervraagd,  verklaarde  zij  dat  
 Kjal  Gandroeng  haar  man  -was,  en  dat  zij  vurig  verlangde  met  
 hem  hereenigd  te  worden. 
 De  aanwijzing  van  dien  droom  volgende,  kapte  de  man  een  
 stuk  uit  den  tronk  van  een  der  kelor-boomen,  en  vond  daarin  
 een  zeer  mooie  pop  der  wajang  karoetjil,  die  eene  vrouw  voor-  
 stelde.  Hij  plaatste  haar  naast  de  andere  pop  op  zjjn  bale-bale,  
 noemde  haar  Kjai'  Gandroeng  en  ontstak  een  reukoffer.  Daarop  
 vervaardigde  hij  voor  die  poppen  een  kist,  en maakte  er  andere  
 poppen  bij  naar  het  gegeven  voorbeeld.  De  kist,  van  vader  op  
 zoon  overgaande,  is  thans  in  het  bezit  van  een  dalang  in  de  
 dessa  Pagoeng,  regentschap  Kediri.  De  beide  modelpoppen  zijn,  
 zegt  men,  aan  geen  verandering  ofbederf  onderhevig,  en  nog  
 heden  komen  vele  inlanders  aan  Kjai  Gandroeng  en  Kja'i  Gandroeng  
 hunne  offers  brengen,  om  de  vervulling  van  een  wensch  
 te  erlangen,  en  wie  een  bijzonder  luisterrijke  wajang-partij  
 geven  wil,  doet  de  gelofte  daartoe  den  dalang  van  Pagoeng  te  
 ontbieden,  opdat  hij  kome  met  de  poppenkist  waarin  zieh  Kjai  
 en  Kjai  Gandroeng  bevinden. 
 De  wajang  karoetjil,  ofschoon  steeds  in  minder  aanzien  dan  
 de  wajang  poerwä,  heeft  de  wajang  gedog  in  sommige  streken  
 geheel  verdrongen,  en  wordt  dus  ook  wel  voor  de  voorstelling  
 der  lotgevallen  van  Raden  Pandji  gebruikt. 
 Eene  andere  schrede  tot  hervorming  deed  Mangkoe  Keg äräl,  
 toen  hij,  in  het  midden  der  achttiende  eeuw,  beproefde  te  Soera-  
 karta  de wajang  poerwä  door  de  wajang  wong te vervangen. Deze  
 schijnt  echter met zeldzame uitzondering de grenze» d^r Yorstenlaijden  
 niet  overschreden  te  hebben;  waarschijnlijk is  gehechtheid  
 aan  het  oude  de  voorname  hinderpaal  voor  verdere  verbreiding  
 geweest.  Men  verhaalt  dat  een  der  laatste  sultans  van  Tjeribon,  
 onder  den  naam  van  rakat,  eene  door  menschen,  en  wel  door  
 mannen,  voorgestelde  vertooning,  in  de  plaats  der wajängs  heeft  
 gestelden een paar malen heeft doen opvoeren. De bevolking vreesde  
 van  deze  roekelooze  schennis  der  oude  gebruiken  de  ergste  ge-  
 volgen,  en.  toen  siechte  oogsten,  verlies  van  landen  en  treffende  
 sterfgevallen den ongelukkigen vorst schenen te vervolgen, behoefde  
 men  de  verklaring  van  ’s hemels  ongenade  niet ver te zoeken.  Ka  
 hem  heeft  niemand het durven wagen de rakat te doen vertoonen  ’). 
 Dat  wajang-vertooningen  de  menigvuldige  feesten  der  Javanen  
 gewoonlijk  vergezellen,  is  ons  reeds  meermalen  gebleken.  Het  
 vooruitzicht  op  dit  genot  brengt  reeds  van  te  voren  de  geheele  
 desa  in  opschudding,  en  met  glinsterende  oogen  en  onvermoei-  
 bare  aandacht  volgt  de  Javaan  de  in  ons  oog  zoo  eentonige  
 voorstelling,  die  in  sommige gevallen verscheidene nachten achter-  
 een  wordt  voortgezet.  Zoo  worden  b.  v.  om  de  geschiedenis  van  
 Rämä  geheel  aftehandelen, vanzeven totnegen nachten vereischt.  
 Doorgaans  zijn  de  toeschouwers  bedaard en doodstil, en slechts nu  
 en  dan  deelt men  elkander bij treffende passages zijne opmerkingen  
 mede  of barst  men  bij  geestige  zetten  in  een  hartelijk gelach  uit. 
 Gewoonlijk  is  de  dalang  de  eigenaar  van  de  poppen  en  den  
 verderen  toestel,  en  brengt  hij  dus,  als  hij komt vertoonen, zijne  
 poppenkist  mede.  Slechts  bij  uitzondering  zijn  voorname  Javanen  
 in  het  bezit  van  een  eigen  wajang-spel,  zoodat  zij  alleen  den  
 vertooner  ontbieden.  De  dalang  is  een  gewichtig  persoon,  die-  
 altijd  met  achting  en  eerbied  bejegend  wordt.  Echter  laat  zijne  
 opleiding  dikwijls  veel  te  wenschen  over;  want  er  zijn  er  die  
 niet  eens  lezen  kunnen,  en  dus  alleen  door  dikwijls  afiuisteren  
 de  stukken,  vaak  zeer  onvolkomen,  leeren  kennen,  die  zij  later  
 met  allerlei  willekeurige  veranderingen  en  bijvoegselen  voordra-  
 gen.  De  beste  opleiding  tot  dit  beroep  bestaat  daarin,  dat  men  
 een  bekwamen  dalang  getrouw  als  tjantrik  (leerling)  volgt. Deze