
 
        
         
		eenige  ramp  af  te  bidden  of  eenigen  zegen  te  vragen  heeffc,  
 elke  zieh.  naar  den  passar  spoedende  koopman,  die  gretige  
 koopers  Yoor  zijne  waàr  hoopt  te  vinden,  brengen  hier  op  
 het  ruwe  altaar  wat  wierook  en  bloemen  ten  offer,  en  leg-  
 gen,  terwijl  de  geur  hunner  ontsto'kèn  gave  ten  hemel  
 stjjgt,  hunne  wenschen  en  nooden  voor  den  danhjang  bloot,  
 echter  nooit  vergetende  hun  gebed  met  de  geloofsbelijdenis  van  
 den  Islam:  „er  is  geen  God  dan  Allah  en  Mohammed  is  zijn  
 gezant“ ,  in  geradbraakt  Arabisch  te  besluiten.  Somtijds  offert  
 men  ook  den  danhjang  op  de  sawah,  op  de  begraafplaats  of  in  
 de  wonin g ,  en  waar  soms  een  oud  beeldje  uit  den  Hindoetijd  
 voorhanden  is,  wordt  dit  niet  zelden  als  het  zichtbare  teeken  
 van  den  onzichtbaren  geest  vereerd.  Met  aan  alle danhjangs valt  
 intusschen  'dezelfde  mate  van  hulde  ten  deel;  want  er  zijn  er  
 die  wegens  den  roep  van  grooter  en  weldadiger  macht  ook  de  
 vereering  der  bewoners  van  naburige  dessa’s  in  enger  of wijder  
 omvang  tot  zieh  trekken. 
 Gelijk  de  dessa’s  haar danhjang hebben, hebben ook de grootera  
 plaatsen,  de  zoogenaamde  steden,  hare  beschermgoden,  in  het  
 algemeen  ratoe  démit  of  dëdëmit  geheeten, maar bovendien ieder  
 bij  een  bijzonderen  naam  bekend.  Zij  staan  in  de  hiérarchie der.  
 geesten  zooveel  hooger  dan  de  beschermgeesten  der  dorpen, als  
 de  stad  boven  de  dessa  verheven  is,  maar  worden  overigens  
 geheel  op  dezelfde  wijze  yereerd.  Het  gebed  tot  deze  geesten  
 wordt  vooral  aanbevolen  tot  afwering  van  ziekten  en  de  onttoo-  
 vering  van  betooverden  grond  of geboomte. 
 Maar  niet  slechts  dorpen  en  steden  hebben  een  eigen  geest,  
 ook  aan  elke  sawah  wordt  er  een  toegekend,  en  niet  licht  zal  
 de  Javaan  het  wagen  te  zaaien  of  de  padi  te  snijden,  dan  n a ,  
 onder  de  leiding  van  den  dorpspriester,  die  met  de  vereischte  
 gebeden  bekend  is ,  zijne  offers  van  wierook  en  spijzen  aan den  
 beschermgeest  der  sawah  gebracht  te  hebben. 
 Ontelbare  andere  geesten,  deels  goede,  deels  booze, bewonen  
 de  bosschen,  de  wildernissen,  de  grotten, de wateren.  Gevreesde  
 natuurverschijnselen  en  ziekten  worden  aan  den  invloed  van  
 boosaardige  geesten geweten.  Mënték is een geest die in de gestalte 
 van  een  kind  de  rijstvelden  beschädigt  en  oorzaak  wordt  van  
 eene  haar  hem  genoemde  ziekte  van  het  gewas.  Lintoh  is  de  
 oorzaak  van  eene  ziekte  der  karbouwen,  die  hun  het  lichaam  
 doet  opzwellen.  Poto  doet  bij  koeien  en  buffels het miltvuur  ont-  
 staan. Sawan en Sarap zijn de bewerkers van stuipen en andere ziek-  
 teverschijnselen bij kinderen.Dengenbrengtbij volwassenen gezwol-  
 len  beenen,  jicht  en rheumatisme te weeg. Zon- en maansverduiste-  
 ringen worden veroorzaakt door boetä’s, diß deze hemellichamen willen  
 verslinden, en die men door vreeselijk stampen in de rijstblokken  
 tracht  vervaard te maken. Lampor, om geene meerdere voorbeelden  
 aan  te  halen,  is  een  booze  geest,  die  met  vreeselijk  gedruisch  
 door  de  lucht  vaart  en  de  oorzaak. is  der  hooge  springvloeden,  
 zoowel  als  v an .waterzucht  in  het  lichaam.'Hij  is  de  gezant  van  
 een  geest  mächtiger  dan  hij  zelf  is,  de  Ratoe  Loro  Kidoel,  de  
 maagdelijke  vorstin  der  Zuiderzee,  waarover  wij  iets  meer  
 moeten  zeggen. 
 De  rotsige  zuidkust  van  Java  wordt  gebeukt  door  de  golven  
 van  den  zuider  oceaan.  Het  bewegelijk  element  is als in eeuwige  
 worsteling  met  den  vervaarlijken  rotswand  die  het  omzoomt,  
 dringt met  oorverdoovend  geraas  in zijne talrijke spleten en holen,  
 wordt  door  de  uitzetting  der  saamgeperste  lucht  tot  millioenen  
 deeltjes  vergruisd  weder  uitgeblazen,  en  kaatst  in  de  tot  stof  
 geklotste  baren  de  gebroken  zonnestralen  terug,  zoodat  zieh  de  
 schitterendste  regenbogen  vormen.  Hier  heeft  de verbeelding van  
 den  Javaan  den  troon  opgericht  eener  mächtige  geestenvorstin,  
 wier  rijk  hij  niet  dan  met  beklemden  boezem  nadert.  Reeds  de  
 breede  zoom  van  woesten  en  onbebouwden  grond  die  zieh  op  
 vele  plaatsen  längs  haar  gebied  uitstrekt,  is  voor  hem  met hare  
 onderdanen  bevolkt,  wier  rust  hij  niet  wagen  zou  zelfs  maar  
 door  luid  spreken  te  stören.  Nogtans  triomfeert de begeerlijkheid  
 over  zijne  vrees;  want  het  rijk  der  Njai  Loro  Kidoel  bevat  
 eigenaardige  schatten ’).  Bovenal  behooren  daartoe  de  eetbare  
 nesijes  die  de  Salanganen  aan  de  wanden  der  rotskloven  ophan-  
 gen,  en  die  nergens  menigvuldiger  en  zuiverder  zijn  dan  in  de 
 ')   Vgl.  boven  blz.  3 8 ,  39*