
 
        
         
		Bij  ontstentenis  van  den  vader  treedt  de  grootvader,  d.  i.  de  
 vaders  vader,  die  alleen  als  ware  grootvader  geldt,  in  diens  
 rechten.  De  grootvader  wordt  echter  geen  eigenlijk  erfgenaam  
 als  er  voile  broeders  of  zusters  of  halfbroeders  ol balfzusters van  
 vaders  zijde  in  leven  zijn.  Hij  wordt  dan' gelijk  gesteld  met  een  
 broeder,  tenzij  daardoor  zijn  aandeel  beneden  een  derde  mocht  
 dalen;  want  op  een  derde  kan  h ij, als geen descendenten of vader  
 in  leven  zijn,  altijd  als  minimum  aanspraak  maken. 
 Bij  ontstentenis  der  moeder  komt  de  moeders  moeder  in  hare  
 rechten  en  krjjgt  een  zesde,  maar  is  tegelijk  de  moeder  van  
 den  overleden  vader  in  leven,  dan  kan  deze  niet  bij baar ach-  
 terstaan.  Zij  deelen  dan  het  zesde  te  zamen. 
 Met  uitzondering  van  bet  geval dat alleen nog de grootvader in  
 leven  is,  wordt  de  zijlinie  altijd  door  de  mannelijke  erfge-  
 namen  in  de  neer-  of  opgaande  lijn  uitgesloten.  Zijn  er  echter  
 in  de  neergaande  of  opgaande linie  slechts vrouwen, die zich met  
 een  Koranische  portie  moeten  vergenoegen,  dan  komt  de zijlinie  
 in  aanmerking  voor  het  overschot.  Komt  de  nalatenschap  in  de  
 zijlinie,  dan  erven  voile  broeders  op  den  voet  van  zonen,  voile  
 zusters op den voet van dochters, halfbroeders van vaderszijde op den  
 voet  van  kleinzonen,  halfzusters  van  vaderszijde  op  den  voet  van  
 kleindochters,  ook  wat  betreft  de  toepassing  van  de  takmilah.  
 Overigens  volgen  in  de  zijlinie  de  descendenten  en  adcendenten  
 der  broeders  op  dezen  in  dezelfde  orde  als  de  descendenten  en  
 adscendenten  van  den  erflater  zelven  in  de  rechte  lijn. 
 _ Eene  bijzondere  plaats  is  in  het  erfrecht  van  den  Islam  aan-  
 gewezen  aan  de  broeders  en  zusters  van  den  erflater  uit  dezelfde  
 moeder,  maar  niet  uit  denzelfden  vader.  Zij  worden niet halfbroeders  
 en  halfzusters,  maar  moederskinderen  genoemd.  Het  
 onderscheid  van  sekse,  dat  anders  bij  het  erfrecht  Steeds op den  
 voorgrond  komt,  wordt  hier  niet  in  aanmerking  genomen.  Moederskinderen  
 erven  alleen  als  de  nalatenschap  in  de zijlinie komt  
 en  krijgen  dan,  als  er  een  is,  een  zesde,  als  er  twee  of meer  
 zijn,  een  derde. 
 Daar  het  mijn  doel  slechts  was  den  geest  van  het  erfrecht  te  
 doen  kennen  zal  ik  het  hier  niet  verder  uitwerken.  Ik  zwijg 
 dus  over eenige  bijzondere  gevallen  en  over  de  rechten  die,  bij  
 ontstentenis  van  nadere  erven,  soms  aan  andere  bloedverwanten  
 dan  de  genoemde-  worden  toegekend;  gelijk  ook  over  de  even-  
 redige  vermindering,  die  moet  worden  toegepast  als  de  uit  te  
 keeren  Koranische  erfportién  meer  bedragen  dan  het  geheel, en  
 over  het  gebruik  van  het  overschot,  in dien  de  Koranische  por-  
 tién  het  geheel  niet  uitputten  en  eigenlijke erfgenamen niet voor-  
 handen  zijn.  De  werking  van  het  geheele  stelsel  is  zeer  ongelijk  
 en  gebrekkig,  daar  de  Koranische  erfportien,  voor  zoover  geene  
 uitsluiting  plaats  heeft,  altijd  eerst  moeten betaald worden , waar-  
 door  er  voor  de  eigenlijke  erfgenamen  soms  weinig  of  niets  
 overschiet. 
 De  verdeeling  der  nalatenschappen  volgens  deze  regelen  is op  
 Java  steeds  opgedragen  aan  den  pangoeloe,  die  ook  hier  tien  
 percent  voor  zijne  moeite  geniet  •). Ofschoon hij over het algemeen  
 nog  wel  de  meest  bevoegde  voor  die  taak  is,  meene  men  niet,  
 dat  hij  de  regelen  steeds  nauwkeurig kent  en  toepast.  De  ‘ on-  
 wetendhejd  en  natuurlijke  traagheid  van  den  inlander  zijn  oor-  
 zaken  zoowel  van  overtreding  als  van  berusting.  De  erfgenaam  
 die  zieh  benadeeld  acht,  mag  dit  echter  den  pangoeloe  voorhou-  
 den, en des noods een beroep doen op den Vorst of op den Regent. 
 Alvorens  tot  de  verdeeling  der  nalatenschappen  wordt  overge-  
 gaán,  moeten  eerst  de  kosten  van  de  lijkkleederen  en  van  de  
 begrafenis,  daarna  de  schulden  en  vervolgens  de  legaten  worden  
 uitbetaald.  De  schulden  zijn  tweeerlei,  jegens  God  en  jegens  de  
 menschen.  De  eerste,  die  uit  het  verzuim  der  voldoening  aan  
 godsdienstplichten  ontstaan,  hebben  den  voorrang;  zij  bestaan  in  
 enkele  gevallen  in  het afzonderen eener som voor een gemachtigde,  
 die  den  verzuimdenplichtindeplaatsvandenoverledene volbrengt. 
 Testamenten, met  een  Arabische  woord wasijatgeheeten, komen  
 op  Java, althans in  Bantam ,  dikwijls  voor,  als een middel om aan  
 de  onbillijkheden van het Mohammedaansche erfrecht te ontkomen,  
 vooral  om  aan  de  vrouwelijke  erfgenamen  een  zooveel  mogelijk  
 gelijk  deel  met  de  mannelijke  van  denzelfden  graad  toe  te  ken- 
 !)T .  v.  N.  I.  1850.  I I .  236.  1853.  I.  96.