
 
        
         
		bakkers  ( k o e n d i ,  van waar p a k o e n d e n ,  pottebakkerij)bebben  
 het echter  zoover  niet gebracht. Ofschoon hunne kendi’s , andjoen’s ,  
 grabah’a  en  met  welke  andere  namen  hunne  aarden  vaten  mögen  
 genoemd  worden,  van  eenigekunstvaardigheidgetuigen,  verstaan  
 zij  de  kunst  der  glazuur  niet,  en  kunnen  dus  in  dit  handwerk  
 noch  met  de  Europeesche  noch  met  de  Chineesche  nijverheid  
 wedijveren. 
 Maar  vooral  njk  is  de  bodem  van  Java  in  materiaal  voor  
 allerlei  bouwwerken.  Overal  waar  de  grond uit vulkanische,  door  
 de  bergstroomen  afgevoerde stoffen  bestaat,  vindt  men  geel-grijs-  
 achtige  of bruinachtige,  op  het gevoel vettige kleisoorten, waarvan  
 spoedig  en  met  weinig  moeite  metselsteenen  en  dakpannen  ge-  
 vormden  gebakken  kunnen  worden,  zooals  dan ook in  alle deelen  
 des eilands geschiedt,  wanneer  daaraan  voor  eenig  bouwwerk  be-  
 hoefte  bestaat.  De  hardheid  der  uit  deze  vulkanische klei verkre  
 gen  steenen  en  pannen  laat  echter  veel  te 'wenschen  over,  deels  
 door  de  siechte - bewerking,  maar  vooral ook door de hoedanigheid  
 der  grondstof.  Het  schijnt  dat  goede  klei  voor metselsteenen  niet  
 kan  ontstaan  zonder  vermenging  met  vergane  organische  deelen.  
 De  inlander  echter  legt  zijne  steenbakkerijen  doorgaans  aan  in  
 de  nabijheid  van  een  rivier  of  beek,  waar  de  vulkanische  klei  
 in  overvloed  voorhanden  i s ,  zonder  zieh  te  bekümmeren  om  het  
 opsporen  eener  betere  grondstof,  die  hem  hardere  en  klinkende  
 steenen zou  kunnen  verschaffen.  Men denke  evenwel  niet dat deze  
 op  Java  zou  ontbreken.  Zij  wordt  in  overvloed  aangetroflfen in de  
 alluviale  strandvlakten,  voor  zoover  zij  hoog  genoeg  liggen  om  
 geen  nadeeligen  invloed  van  het  zeewater  te  ondervinden. Overal  
 komt  daar  klei  voor  die  gevoed  is  met  verrotte plantendeelen en  
 andere  organische  stoffen,  die  er  zieh  volkomen  in  hebben  opge-  
 lost,  zoodat  de  gelegenheid  bestaat  om  op  Java  even  goede  en  
 harde  metselsteenen  als  in  Nederland  te  bakken.  Dit  neemt echter  
 niet  weg  dat  nog  altijd  voor werken  die  een  deugdzaam  materiaal  
 vorderen,  metselsteenen  uit  Eederland  worden  aangevoerd.  
 Ook  vloersteenen  worden  te  Batavia  en  elders uit inlandsche kleisoorten  
 gemaakt.  De  omstreken  van  Gresik  (Grissee)  hebben  de  
 klei  geleverd  waaruit,  onder  leiding  van  denheer Wardenaar, de 
 fraaie,  achtkante,  wit-grijze  vloersteenen  zijn  vervaardigd,  waar-  
 mede  de  in  1848  voltooide  nieuwe  moskee  van  Soerabaja  is  ge-  
 plaveid.  De  klei  zelve  is  vet,  geelachtig  wit  van  kleur  en  zeer  
 gelijkende  op pas gemaakte stopverw; zij  schijnt eene oude alluviale  
 kleisoort te  zijn,  met een kalkachtig afzetsel vermengd. Te Kebraon  
 en  Goenong  Sahari  in  Soerabaja  wordt  eene  witte  klei-  of  leem-  
 soort  aangetroffen,  die  met uitstekend  gevolg  tot het vervaardigen  
 van  vuurvaste  steenen  is  aangewend. 
 Even  overvloedig  als  de  grondstof  voor  gebakken  steenen  en  
 pannen,  is  die  voor  metselkalk.  Te  Djapara  worden  groote  
 hoeveelheden  kalk  uit  koraal  gebrand,  en  te  Tjilatjap  heeft  
 men  niet  minder  goede  kalk  uit  den  koraalsteen  van  Noesa  
 Kambangan  gewonnen.  Te  Soerabaja  gebruikt  men  vooral  bergkalk, 
   die  uit  de  kalksteengroeven  van  Batoe  Pörong  op  de  
 zuidkust  van  Madoera  verkregen  wordt.  In  de  kalkbranderijen  
 te  Samarang  wordt  meestal  schelpkalk  gebrand.  Men  noemt  de  
 schelpkalk  in  Indie  ook  wel  sirihkalk,  omdat  zij  door  de  in-  
 landers  gebruikt  wordt  voor  de  sirihpruim  die  zij  gewoon  zijn  
 te  kauwen. 
 Tegen  de  noordelijke  en  oostelijke  hellingen van den Walirang,  
 een  der  toppen  van  het  Ardjoenä-gebergte  op  de  grenzen  van  
 Soerabaja  en  Pasoeroean,  wordt  eene  soort  van  pozzolaan-aarde  
 gevonden,  die  onder  den  naam  van  Walirangsche  tras  bekendis.  
 Zij  komt  voor  in  poeder  of  in  brokken,  en  is  aschgrauw,  soms  
 geelgrauw  of  wit  van  kleur.  Zij  is  te  rangschikken  onder  de  
 vulkanische  tufsoorten,  en  door  de  erupties  van  den  Walirang,  
 den  eenigen  nog werkzamen kegel van het  Ardjoenä-gebergte,  van  
 de  kraterwanden losgemaakt en als asch en brokken verspreid. Deze  
 stof is, als tras van de voortreffelijkste hoedanigheid, evengeschikt voor  
 lucht-  als  voor  watermortel.  Haar vermögen tot vermeerdering van  
 den samenhang van aan de lucht blootgestelde  mortel  is veel grooter  
 dan  bij  de  gewone  tra s ,  maar  vooral  is  ze  aan te  bevelen omdat  
 men  de  daarmede  aangemaakte  specie  onmiddellijk  onder  water  
 kan  aanwenden. 
 Yan  levende  steensoorten  levert  Java een wit kalkconglomeraat,  
 uit  schelpen  en  koralen  samengesteld,  door  de  Europeanen  voor