
 
        
         
		SanBkrietwoorden  te  doorspekken.  En  zoo  is  reeds  in  dat  tijdvak  
 de  kiem  gelegd  tot  het  ontstaan  der  beide  taalsoorten,  het  
 Krama,  d.  i.  het  hoo g ,   of  eigenlijk  bet  b e l e e f d   Javaanscb,  
 en het  N g o k o ,  de  1 a g e  taal, zonder plichtplegingen,  die eigenlijk  
 hären  naam  ontleent  aan  het  gebruik  van  het  gemeenzame  
 of  platte  voornaamwoord  ko we  of  k o ,  dat  met  het  Pransche  
 tu   of  ons  jij  kan  vergeleken  worden  ’)'•  Echter  hebben  deze  
 beide  taalsoorten  eerst  na  de  invoering  van  den  Islam  op  Java  
 geheel  haar  tegenwoordigen  vorm  erlangd. 
 Men  zal,  naar  het  mij  voorkomt,  het  Kawi  als  het  hoog-  
 Javaansch  der  latere  Hindoe-periode  moeten  beschouwen;  want  
 met  hoevele  Sanskrietsche  woorden  het  ook  möge  prijken |2|§en  
 daarin  laat  het  alle  andere  talen  van  Insulinde  ver  achter  zieh  
 toch  kan  men  het  niet  als  een  eigenlijk  product  van  taal-  
 vermenging  aanmerken,  daar  het-  grammatisch  karakter  geheel  
 Javaansch  is  en  de  uitheemsehe  woorden  in  die  oud-Javaansche  
 schrijftaal  noch  zoo  talrijk  noch  vooral  zoo  vastgenesteld  zijn als  
 de  Normandisch-Fransche  in  het  Engelsch  en  de  Arabische  in  
 het  Nieuw-Perzisch  2).  Het  Kawi  heeft  zieh  langzamerhand  ge-  
 vormduit  de  poging  van  Sanskriet-sprekende  Hindoes,  om  eene  
 taal  te  spreken  en  te  schrijven  die  voor  den  Javaan  niet  geheel  
 onverstaanbaar  was,  ofschoon  zij  daarbij,  om  het  onderscheid  
 tusschen  hen  zelven,  als  hooggeborenen,  en  den  verachten  
 kleinen  man  scherp  te  betonen,  aan  tal  van  vreemde  woorden  
 en  uitgezochte,  fijnere  vormen  vasthielden.  Daarnevens  bleefhet  
 geringe  volk  zijne  eigene  taal  spreken,  ofschoon  toch  ook  deze  
 wel  enkele  woorden  uit  de  taal  der  vreemde  overheerschers  in  
 zieh  opnam.  Bij  de  vreemdelingen  heeft het  Kawi  langzamerhand  
 de  plaats  van  het  in  onbruik  rakend  Sanskriet  ingenomen,  ge-  
 hjk  het  Engelsch  voor  de  Kormandische  edelen  de  taal  van  het  
 Normandisch-Fransch  innam.  Maar  terwijl  de  zieh  allengs  uit  
 zijne  vemedering  tot  gehjke  rechten  met  zijne  meesters  ophef-  
 fende  Sakser  zieh  ook  van  dezelfde taal als zij begon te bedienen , 
 1)  Men  zou  dus  N p o k o   in  ’t  Fransch  zeer  letterlijk  vertalen  met  t u t o y e r . 
 2)  Kern,  Kawi-studien,  13. 
 bleef-op  Java  nevens  het  Kawi  ook  de  volkstaal  in  gebruik,  en  
 ontwikkelde  zieh  uit  beide  het  latere  Krämä  en  Ngoko,  opdat  
 beider  gelijktijdig  gebruik  een  blijvend  bewijs  en  steeds  zieh  
 herhalende  uitdrukking  zou  zijn,  van  den  onmetelijken  afstand  
 die  de  hooggeboren  meesters  van  hunne  nederige  en  verachte  
 dienaren  scheidt. 
 Bij  deze  pjoging  tot  historische  v.erklaring  van. het  ontstaan der  
 taalsoorten  moeten  nog  twee  opmerkingen  gevoegd  worden.  
 Yooreerst  was  in  de  latere  Hindoe-periode  Mädjäpahit,  in  het  
 tegenwoordige regentschap Mädjäkertä,  de  zetel  van  het  Javaan-  
 sche  rijk,  en  lag  dus  vermoedeljjk  een  ander  dialect  aan  het  
 Kawi  ten  grondslag  dan  aan  het  tegenwoordige  Krämä,  waar-  
 voor  het  Soerakartasche  Javaansch  den  toon  aangeeft.  ')  Ten  
 andere  kan  wellicht  de  hoog-Javaansche  spreektaal  reeds  voor  
 den  val  van  Mädjäpahit  groote  toenadering  tot  het  tegenwoordige  
 Krämä vertoond hebben, ofschoon het Kawi nog als schrijftaal,  
 vooral als  taal  der  poezie,  in  gebruik  bleef.  2)  Bali  toch,  waar-  
 heen  de -Hindoe-beschaving  van  Jav a , na  den val van Mädjäpahit,  
 allengs  de  wijk  nam,  voor  zoover  zij  niet  voor  den  Islam  wilde  
 bukken,  .heeft• niet  alleen  de  Kawi-gedichten  bewaard,  maar  
 heeft  zoo  goed  als  Java  zijn  hooge  en  läge  taal,  waarvan  het  
 gebruik  daar  nog  met  de  in  stand  gehouden  verdeeling  des  
 volks  in  drie  edele  kästen  en  eene  geringe  of  Sjoedra-kaste  
 samenhangt.  Men  beweert  evenwel  dat  het  hoog-Balineesch  uit  
 Javaansch  Krämä  en  Ngoko  gemengd  is,  en  dat  het  laag-Bali-  
 neesch  meer  met  het  Soendaneesch  dan  met  een  der Javaansche  
 taalsoorten  overeenkomt.  Indien  deze  meening  zieh  bij  nadere  
 beoefening  van  het  Balineesch  mocht  bevestigen,  zou  men  tot  
 het  besluit komen,  dat het  laag- Javaansch  van de  Hindoe-periode  
 weinig van h et toenmalige Soendaneesch  verschilde , en, behoudens 
 J)  Kern,  Yerslag  aang.  afdr.  enz.  2. 
 2)  De  heer  v.  d.  Tunk  drnkt  dan  ook  de  meening  uit  (Bijdr.  t .  Ind.  T.  L.  en  
 Vk.  3e  Volgr.  VI.  25),  dat  uit  de  Javaansche  woorden  in  *t  Balineesch  overgenomen  
 blijkt,  dat  *t-Kawi  tijdens  den  overgang  der  Javanen  naar  Bali  reeds  voor  geruimen  
 tijd  een  doode  taal  was.  Een  doode  taal  is  een  taal  die  niet  meer  gesproken  wordt,  
 al  wordt  ze  ook  nog  geschreven.