
 
        
         
		voor  het  beeid  van  een  zachtaardig  volk,  met  een  goeden  aan-  
 leg,  vele  beminnelijke  hoedanigheden,  en  bijna  geene andere  ge-  
 breken  dan  die  als  de  natuurlijke  vrucbfc  van  eeuwenlange  ver-  
 drukking  te  beschouwen  zijn.  Crawfurd  b.  v.  noemt  ben  een  
 vreedzaam,  leerzaam,  matig,  eenvoudig  en  vlijtig  volk;  hij  aarzelt  
 niet  ben,  op  grond  zijner  ondervinding|  het  oprecbtste  en  
 waarheidlievendste  te  noemen  van  alle  Aziatische  volken  die  hij  
 had  leeren  kennen,  en  na  de  vroeger  vermelde, getuigenis  van  
 Barbosa  omtrent  hen  te  hebben  aangebaald,  voegt  bij  er  bij:  
 „indien  dit  eene  wäre  voorstelling  van  bet  karakter  der  Javanen  
 uit  bet  begin  der  16ae  eeuw  is,  dan  kan  men  er  niet  anders  
 van  zeggen,  dan  dat  drie  en  een  halve  eeuw  een  verbazende  
 verandering  ten  goede  in  het  karakter  van  dat  volk  bebben  te  
 weeg  gebracht.“  ')  Men  heefthet  wel  eens  doen  voorkomen alsof  
 vijandschap  tegen  de  Nederlanders,  en  de  zucbt  om bun  bestuur  
 over  Java  in  bet  ongunstigste  liebt  te  plaatsen,  niet  zonder  in-  
 vloed  op  bet  oordeel  der  Bngelscbe  schrijvers  over  het  karakter  
 van  den  Javaan is geweest. Maar zonder dit geheel te willen looche-  
 nen,  moet  ik  opmerken,  dat  thans  de  groote  meerderheid  der  
 Nederlanders  die  gelegenbeid  badden  den  Javaan  grondig  te leeren  
 kennen,  veeleer  geneigd  zou  zijn  het  oordeel  van  Raffles,  
 dan  dat  van  Doornick  te  onderschrijven. Merkwaardig  is het  ook,  
 dat  reeds  de  eerste  Engelsehman  die  de  wateren  van  Insulinde  
 bevoer,  Sir  Francis Drake  (1580),  een  günstig  oordeel  over  de  
 Javanen  uitbraebt,  en  ben,  even  als  bunne vorsten,  „vriendelijk,  
 frouw  en  eerlijk“  noemde. 
 Het  zou  niet  veel moeite  kosten, degetuigenissenten voordeele  
 van  den  Javaan  zeer  te vermenigvuldigen.  In  de  laatste jaren  is ,  
 met  bet  allengs  gewijzigd  regeeringsstelsel,  bet  aantal  daarvan  
 zeer  groot  geworden.  De  volgende  schets,  afkomstig  van  een  
 man  die  als  ingenieur,  en  laatstelijk  als  directeur  der  openbare  
 werken,  ruime  gelegenbeid  had  den  Javaan,  bepaaldelijk  ook  
 als  werkman,  te  leeren  kennen,  trof  mij  boven  vele andere  door  
 bet sprekende der trekken, hoe los zij  ook op bet papier is geworpen. 
 l)  Descriptive  Dictionary,  p.  173, 
 „Een  Javaan  is  een  menscb  als  elk  ander;  —  een  mengel-  
 moes  van  goed  en  kwaad.  —  Hij  mint  wat  bem  behaagt;  —  
 hij  beeft  een  bekel  aan  betgeen  hem  mishaagt.  Hij woont  gaarne  
 goed;  eet  gaarne  goed;  gaat  gaarne  goed  gekleed;  scbikt gaarne  
 vrouw  en  kinderen  op  en  boudt  nog  al  van  feest  vieren;  tout  
 comme  cbez  nous,  maar  op  zijn.e  wijze, naar de omgeving waarin  
 hij  leeft;  in  dier  voege, dat  zeer  dikwijls,  betgeen hij  mooi,  aan-  
 genaam  van  smaak  en  genoeglijk  vindt,  wij  leelijk,  onsmakelijk 
 en  enorm  vervelend  vinden. 
 „Ook  geeft  bij  weinig  uiting  aan  zijn  gewaarwordingen,  maar  
 het  is  eene  groote  dwaling,  die  tot  zeer  verkeerde  oordeelen  
 aanleiding  geeft,  wanneer  men,  gelijk  zoo  vaak  gebeurt, daaruit 
 opmaakt,  dat  hij  ze  niet  beeft. 
 „Hij  is  zeer  gebeebt  aan  zijne  woonplaats  in  de  nabijheid  der  
 graven  zijner  voorouders,  en  gastvrij. Hij  is  zöö  gehecht  aan  den  
 grond  wanneer  bem  die  toebeboort,  dat  in  de  residentie Bantam  
 bij  voorbeeld,  waar  bet  individueel  grondbezit bestaat,  zelfs  geen  
 hadji,  d.  i.  een  van  Mekka  teruggekeerd  bedevaartganger,  en  
 dus  in  zijn  oogen  een  heilig  persoon,  veel minder  nog een  hoofd  
 of eenig  ander,  een  Vierkanten  voet grond  van hem kan koopen.  )  
 „Slechts  een  motief  kan  hem  tot  opstand  brengen,  en  dat  is  
 het  Mobammedaanscb  fanatisme.  Dat  is  bet  eenige  waarover  wij  
 ons behoeven te bekommeren, betzij bet in. werkelijkheid, of, zooals  
 meest  altijd,  slechts  voor  de  leus,  bij de aanvoerders aanwezig is. 
 „Yoor  bet  overige  is  de  Javaan  zacht  van  aard,  en  verge-  
 noegt  zieh  met  glossen  te  maken  op  zijne  boofden  of Europee-  
 sche  ambtenaren  die  bem  onnut  of  te  veel  werk zonder  of tegen  
 te  gering  loon  laten  verrichten.  Bepaaldelijk  beeft  hij  eenafkeer  
 van  het  verrichten van heerediensten, die de Javanen zooveel moge-  
 lijk afkoopen of onder elkander betalen, naarmate van de landstreek  
 en  de  locale  omstandigheden.  Het  vrij  aanzienlijk  gemiddeld  be-  
 drag  van /   50  ’s jaars,  daarvoor  noodig,  wordt  natuurlijk  ver- 
 1)  Dit  schijnt  wat  te  veel  gezegd,  daar  voorbeelden  van  verkoop  werkeiijk  voorko-  
 men.  In  den  regel  echter  bepaalt  zieh  de  inlander  die  geld  noodig  heeft,  tot  het  
 n g a g a d e   s awah,   d.  i .  het  verkoopen  van  zijn  akker  met  recht  vanwederinkoop.