
 
        
         
		en  waarschijnlijk  nog  langzaam  aangroeit.  Zelden  zal  men  van  
 de  lippen  van  den  Europeaan  een  krachtiger  lofspraak  van  de  
 Javaansche muziek .vernemen, dan  dat zij nog al liefelijk klinkt, voor-  
 al wanneer zij  op een afstand gehoord  wordt.  De Javaan zelf echter  
 denkt  er  anders  over  en  wordt  door  haar geheel  in  verrukking  
 gebracht,  ofschoon  men  erkennen  moet  dat  hij  den  smaak  ook  
 voor  onze  muziek  niet  geheel  mist  en  in  een  Europeesch  orkest  
 niet  zelden  een  vrij  goed  speler  wordt.  Omgekeerd is mij althans  
 een  voorheeld  van  een  Europeeschen muziekminnaar bekend, die  
 dikwijls  in  de  gamelans  medespeelde,  en warme liefde en bewon-  
 dering  koestert  voor  de  Javaansche  muziek. 
 Nadat  ik  zooveel  over  de  instrumentale  muziek  der  Javanen  
 gezegd  heb,  kan  ik  wat  de  vocale  betreft  met  enkele  opmer-  
 kingen  volstaan. 
 Poezie  en  zang  vormen  bij  de  Javanen een ondeelhaar geheel.  
 Alle  poezie  is  bestemd  om  gezongen  te  worden,  alle  lezen  van  
 poezie  is  noodzakelijk  zingen.  De  dichtmaat  bepaalt  altijd tevens  
 de  zangwijze,  en  al  de  zangwijzen die in de gedichten voorkomen,  
 bebben  hunne  begeleidende  muziek  die  op  de  gamelan  kan  ge-  
 speeld  worden.  Wanneer  dus  in  een  gedieht  de  versmaat in eene  
 andere  overgaat,  moet  ook bij  de voordraebt de zangwijze veränderen  
 ’). Men zal zieh biernaar gemakkelijk kunnen voorstellen,  waar-  
 om de dalang de in versmaat gestelde gedeelten van  zijn  lampahhan  
 steeds  zingende  en  met  begeleiding  van  de  gamelan  voordraagt.  
 En  daar in de Javaansche poezie, evenals in de  Fransche,  noch  op  
 quantiteit,  noch  opaccent,  maaralleenop  het  aantal lettergrepen  
 en  de  eindklanken  wordt  acht  gegeven,  kan een Javaansche zanger  
 met  eenige  oefening  gemakkelijk  op  iedere .  hem  bekende  
 zangwijze  improyiseeren,  wanneer  men  maar  niet  te  veel  vergt  
 van  het  gebalte,  en  hem  vergunt  nu  eens  een  lettergreep  over  
 twee  noten  aan  te  houden,  dan  eens  twee  lettergrepen  onder  
 eene  noot  te  vereenigen.  Men  behoeft  zieh  dus  niet  te  verwon-  
 deren  dat de Javaan zoo dikwijls op geimproviseerde woorden zingt. 
 ‘)  Vgl.  bl.  407.  Tot  verdnidelijking  van  het  daar  gezegde  zij  nog  opgemerkt,  dat  
 sekar  eigenlijk  slechts  het  Krämä-woord  is  voor  temhang. 
 Geimproviseerd  zijn  dan  ook  doorgaans de  woorden bij den zang  
 der taledeks of dansmeiden,  aan de Europeanen meer bij  den Soen-  
 daseben naam van ronggengs  bekend.  Deze ronggengs  zijn eigenlijk  
 een  pest  van  de  inlandscbe  maatschappij,  want  zij  zijn  altijd  
 publieke  vrouwen en  hebben  bare  kunsten geleerd  in het  bordeel,  
 waar  zij  door  den  waard  in  bet  zingen  onderwezen  worden.  Hij  
 bespeelt  tot  dat  einde  de rebab,  terwijl  eene der andere  vrouwen  
 voorzingt.  Op  deze  wijze  oefent  zieh  de  ronggeng  in  de  menig-  
 vuldige  keeltrillingen,  moeilijke  intervallen  en  eigenaardige overgangen  
 die  den  Javaanschen  zang  kenmerken  en  voor  den  Europeaan  
 zoo  moeilijk  zijn  na  te  volgen.  Is  zij  eentnaal  de  wijze  
 mächtig,  dan  maakt  zij  er  zelve  bij  elke  voorkomende  gelegen -  
 beid  de  woorden  op,  doorgaans  bestaande  in  zoogenaamde wang-  
 sallans,  die  uit eene  raadselacbtige  zinspeling,  onmiddellijk  door  
 eene  verklaring  gevolgd,  bestaan. 
 Het  is  hier  de  plaats  niet  om  over  de  prostitutie  bij  de  Javanen, 
   bare  verbreiding,  hare  oorzaken  en  de  eilende  die  zij  
 met  zieh brengt,  uit  te  weiden.  Spreiden  wij  een  sluier  over  dit  
 akelig  onderwerp  en  bepalen  wij  ons  tot  de  besebouwing  der  
 ronggeng  als  kunstenares.  In  Europeescbe  ooren  beeft  haar  ge-  
 zang  weinig  behageljjks.  Niet  zelden  forceert  zij  haar  orgaan  
 of  bederft  het  door  zieh  aan  opium  te  verslaven,  zoodat  haar  
 zingen  in  krij sehen  ontaardt  of  door  beesebbeid  alle  welluidend-  
 heid  verliest.  Niet  altijd  gebruikt  zij  woorden,  doch  eigenlijk  
 schijnt  dit  vrij  onverschillig,  want  de  welvoegelijkheid  vordert  
 dat  zij  den  zijden  slendang  bestendig  voor  den  mond houde, zoodat  
 men  haar  toch  moeilijk  verstaan  kan.  Wij  zagen  haar  reeds  
 waar  zij  de  wajang-vertooningen  vergezelt,  maar  men  ziet  haar  
 ook,  veelal  nog  dieper  gezonken,  zoowel  wat  zeden  als  talent  
 betreft,  menigvuldig  op  markten  en  straten,  om  hare  kunsten  
 voor  de  menigte  te  vertoonen.  Ook  bij  haar,  evenals  bij  deang-  
 kloengers,  gaat  het  zingen  met  tandakken  gepaard,  waarbij  de  
 voeten  nauwelijks  gebruikt  worden,  maar  lenden,  armen en banden  
 op  allerlei  wijze  worden  verwrongen,  en  de  slendang bij  af-  
 wisseling  om  bet  liebaam  geslingerd  en  weder  uitgespreid wordt.  
 Ofschoon  de  fatsoenlijke  Javaan  ze  minaebt,  zijn  deze ronggengs 
 31