
 
        
         
		tot  een  spreekwoord  worden.“  Hij  voegt  er  de  opmerking  bij  ,  
 dat  die  vreugdebedrijven  tot  den  huidigen  dag  ijverige  navol-  
 ging  vinden. 
 Nu  volgt  een  wonderlijke  geschiedenis  van  eene  Javaansche  
 prinses,  Tanoerägä,  waarvan de aanvang om goede redenen onver-  
 meldmoetblijven. Versmaad  en  verbannen,  leefde  zij  eenzaamop  
 een eiland, waar zij zicbaan strenge boetdoeningovergaf,  toen Soek-  
 moel  haar  in  rnil  verkreeg  voor  drie  schoone  stukk'en  geschut,  
 waarvan  een  kwam  aan  den  vorst  van  Mataraxn,  het  tweede  
 aan  dien  van B antam,  het  derde  aan dien van Tjeribon, en die als  
 kostbare erfstukken bewaard werden.  Baron  Soekmoel  keerde  met  
 Tan oerägä  naar zijn vaderland terug, zeer tevreden  dat bij op  deze  
 wijze  vasten  voet  te  Djakartä  had  verkregen.  Hij nam  de prinses  
 tot  vrouw,  en  zij  schonk  hem  een  zoon,  die  tot  een  scboon  en  
 krijgshaftig  jongeling  opgroeide  en  den  naam  ontving  van Moer  
 Djang  Koeng.  Deze  naam  is  niet  moeilijk  te  verklären.  Het  is  
 de  stichter  van  Batavia  Jan  Pieterszoon  Koen,  de  Capitano  
 Mor  (voor  Major),  zooals  hij  wel eens met een Portugeeschen titel  
 genoemd  wordt,  wien  de  legende  op  deze  wijze  althans  ten  
 deele  aan  Java  poogt  toe  te  eigenen. 
 De  jongeling  werd  tot  krijgsman  opgeleid  en  vervulde  weldra  
 de  overzeesche  gewesten  met  den  roem  van  zijn  naam.  Op  
 zekeren  dag  naast  zijne  moeder  zittende,  sprak  hij  haar  dus  
 aan:  „Wat  is  toch  de  reden,  moeder,  dat  ik  niet  ben  als  de  
 andere  menschen  h ier,  en  in  kleur  en  manieren van  alle anderen  
 verschil  ? “  „Luister,  mijn  kind,“  zeide  de  moeder,  hem  omhel-  
 zende,  „ik  zal  ’t  u  verteilen.  Dit  land  is  mijn  vaderland  niet;  
 ik  ben  afkomstig  van  ’t  eiland  Java,  waar  mijne  voorouders  als  
 vorsten  van  Padjadjaran  geheerscht hebben, totdat de belijders van  
 den  Islam  het  overrompelden  en  vermeesterden. Ik ben geboortig  
 van Batavia eh  werd door den  Pangeran  van  Djakartä  opgenomen,  
 maar  vervolgens  naar  een  eiland  verbannen,  waar  ik,  van  alle  
 verkeer  met  menschen  afgezonderd,  drie  jaren  zonder  voedsel  
 en  slaap  heb  doorgebracht,  ten  gevolge  vanwreede  mishande-  
 lingen,  die  mijn  hart  met  bitterheid  vervulden.  Toen  werd  ik  
 verkocht  aan  uw  vader,  die  den  Pangeran  drie  stukke n geschut 
 in  ruil  gaf.  Hij  nam  mij  tot  vrouw  en  voerde  mij  hierheen,  
 waar  ik  zwanger  werd  en  u  het  leven  gaf.“  „Als  dat  zoo  is“ ,  
 hernam  de  zoon,  „wil  ik  een  handelstocht  naar  Java  onderne-  
 men,  en  mij  zoo mogelijk  op den Pangeran van Djakartä wreken.“  
 Geene  pogingen  waren  in  staat  hem  van  dit  voornemen  af te  
 brengen,  en  tot  zijn  vader  zeide  hij-:  „Vader,  ga  gij  niet  mede;  
 ik  zal  alleen  den  tocht  volbrengen.a 
 Nu werden  15  met  koper  beslagen  schepen  uitgerust,  waarvan  
 vijf met  handeiswaren,  vijf met  ammunitie  en  vjjfmet krijgsvolk  
 en  een  groote hoeveelheid  wijn en arak werden geladen.  Toen alles  
 gereed was,  zeilde men nacht en  dag  door  tot  Batavia was  bereikt. 
 Moer  Djang  Koeng  w'on  spoedig  de  gunst  van  den  Pangeran  
 eh  zijne. gemalinnen, daar hij, de.toekomstige winsten berekenende,  
 niet  karig  was  in  het  uitreiken  van  kostbare  geschenken ,  en  
 aan  de  koopers  zelven  overliet  wat  zij voor  zijne  waren  betalen  
 wilden.  Voor  eene  pacht  van  duizend  realen  verkreeg  hij  daarop  
 zooveel  grond,  als  kon  overspannen  worden  door  een  koord,  
 uit  eene  buffelhuid  vervaardigd.  Op  dit  terrein  bouwde  hij  een  
 kleine  vesting,  die  hij  in  geduchten  staat  van  tegenweer  bracht. 
 De  Javanen  begonnen  zieh  nu  met  de  Holländers  te  vermengen, 
   vele  vrouwen  traden  met  hen  in  't  huwelijk,  en  de  
 Javaansche  taal  werd  vergeten  voor  de  Maleische,  die  hier,  
 met  het  oog  op  het  gebruik  dat  er  in  Indie  van gemaakt wordt,  
 niet  onaardig  als  de  taal  der  Holländers  wordt voorgesteld. 
 Toen  Djang  Koeng  zieh  genoegzaam  versterkt  en  gewapend  
 had,  zocht  hij  twist  met  den  Pangeran  van  Djakartä,  en  wist  
 het  eindelijk  daarheen  te  leiden,  dat  deze,  om buiten het bereik  
 van  het  Hollandsche  geschut  te  zijn,  de  wijk  nam  naar  Goe-  
 nong  b a ri,  thans  nog  als  een  der  buitenwijken  van  Batavia  
 bekend,  welke  plaats,  wegens  de  menigte  bamboe  doeri  die  er  
 groeide,  een  uitmuntend  terrein  ter  verdediging  aanbood.  De  
 Holländers  waren  echter  zeer verheugd over deze  gelegenheid  om  
 hunne  versterkingen  uit  te  breiden.  Zij  bouwden  een  tweede  
 kasteel  en  stelden  hun  geschut  op  eene  hooge  batterij,  terwijl  
 van  de  schepen  groote  hoeveelheden  kruid  en  lood werden  aan-  
 gebracht,  die  zieh  tot  bergen  opstapelden.