
 
        
         
		I 
 millioen.  Er  blijven  dus  111  millioen  voor  de eigenlijke  Javanen  
 over.  Maar  het  overwicht  der  Javanen  berust  niet  alleen  op hun  
 uitgestrekt  gebied  en  hunne  getalsterkte.  In  die  eigenaardige  
 halfbeschaving  die Java kenmerkt,  hebben  zjj  den  boogsten  trap  
 bereikt.  Hunne taal  is de  meest ontwikkelde  en  verfijnde.  Bij hen  
 behoort  schier  uitsluitend  te  huis  wat  Java  op  het  gebied  van  
 literatuur  en  kunst  merkwaardigs  aanbiedt.  Zjj  hebben alle  recht  
 als  de  typus  der  tegenwoordige  bevolking  van  Java  beschouwd  
 te  worden,  en  als zoodanig bij  iedere ethnographische  beschnjving  
 des  eilands  op  den  voorgrond  te  staan.  Het  is  dan  ook  mijn  
 voornemen  in  de  volgende  hoofdstukken  vooral  de  Javanen  te  
 beschrijven,  ofschoon  ik  niet  verzuimen  zal  aan  te  teekenen  
 waarin  de  Soendaneezen  en  Madoereezen  van  hen  verschillen. 
 De  Europeanen  en  vreemde  Oosterlingen,  ofschoon  ietstalrij-  
 ker  in  de  Soendalanden,  zijn  vrij  gelijkmatig over  dedriehoofd-  
 deelen  des  eilands  verspreid.  Wij  zullen  hun  cijfer  voor  iedere  
 residentie  afzonderlijk  op  eene  andere  plaats  opgeven,  en  hier  
 alleen vermelden,  dat,  wanneer  wij ook hen in  rekening brengen,  
 de  bevolkingsdichtheid  voor  de  Soendalanden  tot  4796,  voor  
 Midden-Java  tot  9865,  voor  Madoera en  den  Oosthoek  tot  4421  
 zielen  per  vierk.  geogr.  mijl  stijgt. 
 De  vraag  doet  zieh  intusschen  voor,  of  het  opgegeven  bevol-  
 kingscijfer  voor  de  verschillende  gewesten  van  Java  met genoeg-  
 zame  juistheid  geconstateerd  i s ,  om  ons  te  veroorloven  daarop  
 berekeningen  van  dezen aard  te gronden.  Om  deze  vraag behoor-  
 lijk  te  beantwoorden,  zal  het  noodig  zijn stil te staan bij  de wijze  
 waarop  statistische  gegevens  op  Java  verkregen  worden.  ü it  
 onderzoek  zal  ons  ook  van  nut  zijn  voor  hetgeen  later  over  de  
 statistiek  van  den  landbouw,  den  veestapel  en  andere dergelijke  
 zaken  in  het  midden  zal  worden  gebracht. 
 De  oude  Javaansche  vorsten  waren  met  het  cijfer  hunner  on-  
 derdanen  slechts  op  uiterst  ruwe  wijze  bekend;  dat  echter  een  
 begin  van  bevolkingsstatistiek  aanwezig  was,  blijkt  uit  de  ge-  
 woonte  om , bij  de  toewijzing van  landerijen  aan  hoofden  of amb-  
 tenaren  om  daaruit  hunne  inkomsten  te  trekken,  niet  de  uit-  
 gestrektheid  des  lands,  maar  het  aantal  huisgezinnen  er  op  gevestigd, 
   tot  maatstafte  nemen.  De  Compagnie,  die  zieh  met  de  
 inwendige  aangelegenheden  der  landen,  door  hare  vazallen  be-  
 stuurd,  niet  bemoeide,  wist  er  weinig meer  van  dan  de  vorsten. 
 De berekeningen van het bevolkingscijfer,  uit dien  tijd  afkomstig, 
 rüsten steeds opdenzelfden  ruwen  grondslag.  Radermacher  schatte  
 in  1781  Java’s  bevolking  op  2,029,915  zielen1),  Nederburg  in  
 1795  op  ruim  drie  en  een  half  millioen5);  doch  de  laatste  
 schrijver  maakt  de  zeer  juiste  opmerking,  dat  zoowel  de  regen-  
 ten  als  de  vorsten  op  Java  altijd  geneigd  waren  om  het  getal  
 huisgezinnen  in  hunne  districten  minder  te  doen  voorkomendan  
 het  wezenlijk  was.  In  weerwil  van  de  meer  nauwkeurige  opne-  
 mingen  die  in  het  Gouvernement  van  Java’s  Noordoostkust  op  
 last  der  Gouverneurs van  Overstraten  (1791—1796) en Engelhard  
 (1803)  plaats  hadden,  kon  zelfs  Daendels  (1808  1811)  het 
 aantal  der  bevolking  slechts  in  ronde  en  grootendeels  op  loutere  
 gissing  steunende  cijfers  opgeven.  Hij  begrootte  de  bevolking  
 van  geheel  Java  op  3,770,000  zielen,  t.  w.  200,000  voor  de  
 tegenwoordige  residentie  Batavia  met  de  landen  van  Tjiandjoer,  
 Bandong  en  Soemedahg;  350,000  voor  het  Tjeribonsche  rijk,  
 met  inbegrip  van  Limbangan  en  Soekapoera;  80,000  voor  het  
 Bantamsche  rijk;  1,540,000 voor de  Yorstenlanden,  waartoe  des-  
 tijds  nog  Banjoemas,  Bagglen,  Kadoe,  Madioen  en  Kediri  en  
 eenige  thans  tot  Soerabaja,  Rembang  en  Samarang  gerekende  
 regentschappen  behoorden;  en  1,600,000  voor  de  Noordoostkust  
 met  inbegrip  van  Madoera  en  den  Oosthoek.  Dat  de  schatting  
 van  Daendels  te  laag  was,  blijkt  reeds  daaruit,  dat Engelhard’s  
 telling  voor  het  Gouvernement  der  Noordoostkust. reeds  eenige  
 jaren  vroeger  een  cijfer  van  1,879,559  zielen  had  aangewezen. 
 De  eerste  wezenlijke  volkstelling  die  het  geheele  eiland  om-  
 vatte,  heeft  plaats  gehad  gedurende  het  Engelsche  tusschenbe-  
 stuur,  op  last  van  den  Luitenant-Gouverneur  Sir  Thomas  Stamford  
 Raffles.  Zij  stond  in  verband  met  de  invoering  van  een  
 nieuw,  ofschoon  op  oude  grondslagen  rustend  stelsel  van  belas-  
 ting,  waarvan  destrekking was,  dat  de  individueelelandbouwers 
 , Verhand.  Bat.  Gen.  I I I .   427. 
 2)  Verhand.  over  de  vragen  enz.  158.